Ode aan de dood

Ode aan de dood

maandag 19 december 2011

Picadilly Notebook Entry #17


07/12/2011 Kerstexamenblues

Eééén het is december! De laatste collegeweken zijn vertrokken en binnenkort is het kerst en Nieuwjaar. Sinterklaas is al geweest en misschien komt het doordat het jaarthema voor de jeugdbewegingen van dit jaar (Armoede is een onrecht, maak er spel van!) invloed op me heeft, maar ik ben blij dat het niet zoveel is geweest, hoewel er ook nog de cinema en de Quick/McDonald-maaltijd op de kosten van ons moeder en de Jos, wat ook geen goedkope dingen meer zijn.
Met elke dag dat de blokperiode dichterbij komt, stijgt de stress. Ik heb ook niet meer mijn nonchalance die ik had doorheen het middelbaar en het lager onderwijs. Elke examenperiode lijkt nu gepaard te gaan met een existentiële crisis aangaande mijn studiekeuze en mijn potentieel binnen het domein van de filosofie. Zal ik de metafysica redden van Nietzsche en Kant?
Zal ik een literair filosoof worden, de Voltaire van de Lage Landen, de Michel de Wilrijk of de Kundera van België dat tegen dan hopelijk nog bestaat? Of zal ik de in de filosofische vergetelheid raken tot de volgende grote geest, misschien opgesloten in de bibliotheek voor het weekend omdat het personeel hem vergeten was, het stof eens van mijn boek blaast en inspiratie vindt of op de oplossing tot een probleem tuimelt en zo zijn meesterwerk kan voltooien en mij de twijfelachtige eer van een voetnoot schenkt? Word ik een voetnootfilosoof, het zwarte schaap of de nieuwe Messias van Post-post-moderne Tijd?
Maar nu vertrek ik vanuit de vooronderstelling dat door mijn Bachelor en Master Wijsbegeerte raak, maar het is maar al te denkbaar dat ik daarvoor al breek. Wat ik dan ga doen, daar heb ik geen enkel idee over. Misschien toch maar eens serieus aan een artistieke carrière beginnen werken. Proberen gepubliceerd te worden of een toneelgezelschap ineen te steken. Maar ja, als er nu een onzekere beroepswereld is,...
Naar de politiek dan maar! Daar kan eender welke oelewapper in doorstoten precies. En al dat werk dan? Daar heb ik dan assistenten voor. Het enige dat ik moet doen is mijn zegje doen, mijn stem laten horen en charismatisch zijn. Check, check en check!
Plan C staat dus vast. Ik hoop voor ons allen dat A of B slagen en dat ik nooit de politieke arena (of crèche, al naargelang uw cynisme) betreed.

zaterdag 10 december 2011

Picadilly Notebook Entry #16


27-10-2011 Het universeel paradigma

Wat ziet de mens toch graag de verschillen. Hij staat zich blind op kledij, kunst, geloof en gewoonte, terwijl het net die dingen zijn die ons een maken die de grootste bron van vreugde en lijden zijn. Onze passies verbinden ons tot een soort, een jaloerse soort die liefheeft, vrijt, kust, knuffelt, haat, doodt, slaat, schopt, vreest, huilt, vertrouwt, wantrouwt, hoopt, wanhoopt, beschuldigt en vergeeft. De mens vergeet vaak deze menselijke grond omdat hij zelf teveel onder invloed staat ervan.
Goed, na dit begin dat mijn overstap naar het eigenlijke onderwerp van dit essay erg bemoeilijkt: tijd! Tijd, dat wat we bezitten door het te verspillen. Tijd is het universele paradigma, dat axioma, die categorie die ons een besef van vervloeiing geeft, vervloeiing in iets nieuws of in de herneming van het begin of in het ergste geval: vervloeiing in het niets.
Wij zijn psychologisch compleet afhankelijk van het idee “Tijd” en de beleving ervan. De mens verliest zijn grip op de realiteit als hij zijn grip op de tijd kwijtraakt, maar toch hebben we geen directe ervaring van tijd. (En hier staat of valt heel dit stukje. De komende argumentatie zal een logisch en interessant standpunt moeten tonen.) Ik zeg dat we geen ervaring van de tijd als een onafhankelijke instantie. We ervaren geen seconden of jaren. We ervaren enkel de verandering in de fysieke wereld of het verloop van onze gedachten. Het zijn die ervaringen die we dan afbakenen aan de hand van tijdeenheden, maar een seconde ervaren zonder minstens een van de twee anderen gebeurt niet en ik derf zelfs zeggen is onmogelijk. Daarom dat de tijd kan vliegen of kruipen, omdat er geen zekere, onafhankelijke perceptie van de 4de dimensie is (kwestie van eens andere bewoordingen te gebruiken). Het voorbeeld bij uitstek 'in de goede oude tijd' voor het verleden, 'dezer dagen' voor het heden en 'een nieuwe tijd breekt aan' voor toekomst (samengaan met het heden). Hier komen ook ineens de 3 tijdscompartimenten aan bod. Onze verhouding tot drie is misschien even bepalend als ons tijdsbesef zelf. De doelen die we horen na te streven en de normen die we moeten volgen worden sterk bepaald door welk tijdscompartiment centraal staat in een (sub-)cultuur. Doordat er een grote tijdspanne was waarin ik deze entry, dit essay, uit het oog verloren had, is mijn enthousiasme om het grotere doel er van uit te werken weggeëbd. Indien er toch vraag naar is, laat het dan maar weten. Waar ik mee eindig is: misschien moeten we eens gaan hercentraliseren.

dinsdag 4 oktober 2011

Basecamp in friendzone


Momma said: Son, plenty of fish in the sea
You're always just a step away from a lover-to-be
But I'm a brown goldfish from the state fair
From the bag to the bowl to the porcelain chair

I'm nothing but a beast of burden,
But man, my back is hurtin'!
Take me home or leave me in the stable
But know I always try to get out when able

Come on, let's put up basecamp in the friend zone
Plenty of people, but don't worry, you'll feel alone
We've got wine and beer to drink and nights to spare
Spread some love, you'll get your friendly share

I'm riding a tandem bike by myself
Second helmet waiting on the shelf
I'm a pro at setting myself check mate
Something I tend to do on a first date

Solitaire is the only card game I know
And I always get the last ticket for the show
But momma said there's a girl out there for me
And making her smile would be the key

Come on, let's put up basecamp in the friend zone
Plenty of people, but don't worry, you'll feel alone
We've got wine and beer to drink and nights to spare
Spread some love, you'll get your friendly share

Ik heb geen idee wat dit wordt, geen idee wat het onderwerp zal zijn en of het een echte conclusie zal worden. In een zekere zin is dat de visie die ik momenteel heb op mijn toekomst (een idee dat ik al heb ontkracht met een vriendin). Ik heb vandaag geleerd voor Historisch Overzicht. De filosofie van de moderne tijd in een notendop en het opmerken van de zinsvraag die langzaamaan haar legitieme oplossingen en haar publiek kwijtraakt, of toch in de systemen. En nu, nu ik moe ben en mentaal uitgeput. Nu rest er nog net die vragen die ik steeds minder bevredigd tegenkom in mijn cursus. Wat is de zin en wat zal ik met mijn leven doen? Wat zal ik betekenen voor deze godvergeten en god vergeten branche van onze maatschappij?

Het tegenwoordig standaardantwoord op de eerste vraag is: is er niet, heb gewoon plezier. Ik ga eerlijk zijn: dat kan ik niet. Ik kan niet zulke vrijheid aan en ik zie ook niet in hoe zo'n vrijheid kan volgehouden worden. Onze aandacht wordt steeds maar geleid door vrijheid, zoveel mogelijkheid voor zoveel mogelijk mensen. Maar we gaan verder en verder, geen oog werpend op de tegenhanger van vrijheid: verantwoordelijkheid. We strijden voor steeds meer vrijheid, maar missen vaak de verantwoordelijkheid die meekomt met die vrijheid. We zijn vrij in onze seksualiteit, maar vergeten een beetje de verantwoordelijkheid die we hebben om het alles een plaats te geven. Het is natuurlijk waar dat we meer en meer oog beginnen krijgen voor de gevolgen van onze vrijheid: de ecologische problematiek wordt besproken en aangepakt, we zien dat we zorg moeten dragen voor de economisch minderbedeelden. Maar dit worden verantwoordelijkheden van de staat, niet van ons. We willen vrij zijn van beperkingen die onze levensstijl aanpassen. De problemen zijn zaken van de staat. Maar weet je, NEE! We zijn allemaal vrij en we zijn allemaal verantwoordelijk. Tijd dat we eens stoppen te zeggen dat we niets kunnen doen! De staat kan helpen, maar het probleem stamt evengoed van ons en misschien moeten we maar eens accepteren dat een compleet liberalisme niet zo goed voor ons is als we denken. We moeten eens nadenken over hoeveel vrijheid we nodig hebben en wanneer we teveel hebben.

Wat ga ik met mijn leven doen? De Onbewogen Beweger moge het weten. Je hebt inderdaad het idee dat je keuzes maakt en dat is ook zo. Ik heb gekozen om filosofie te gaan studeren, tegen financieel en werkzekerheidgewijs advies in. Ben ik trots op die keuze? Trots over zo'n dingen is voor mensen die zich eerst gebonden hebben gevoeld aan het advies erover. Heb ik me dan niets aangetrokken van dat advies? Natuurlijk wel, ik denk ook wel na over m'n keuzes. Maar ik stond op m'n keuze en op m'n vrijheid en heb gekozen. Sartre heeft gezegd dat als je een ethische keuze maakt, dat je ze dan met heel je zelf te maken. Ik weet niet of dat wel zo is. Er zijn niet veel dingen waar je zowel rationeel als emotioneel in kunt opgaan. Liefde is een wonder en acht ik van nature goed, maar het is 1. zinverbijstering 2. iets waaruit we soms moeten ontsnappen en dat is vaak iets dat moet komen door een reflectie over onze emotie. De mens heeft de wonderlijke eigenschap van zijn eigen te kunnen contradicteren. Zoals we keuzes kunnen maken met ons hart en met ons verstand, kunnen we ook die keuzes aanpassen vanuit deze twee "principes". De mens geniet het voordeel van twee bronnen van gedachten te hebben, maar ze kunnen allebei even schadelijk zijn. We zitten dus al meteen in een conflict met onszelf. We zullen vaak een keuze maken vanuit één bron en dat ervaren we dan als vrijheid, maar de ander kan tegenwerken en daar zit er al een grens aan de vrijheid. Ook de tijd past onze vrijheid aan. De keuze die gemaakt wordt, wordt anders ervaren wanneer er wat tijd voorbijgegaan is. Er komt een nieuwe keuze en we gaan dus weer onszelf aanpassen. Maar...is dat wat ik moet verstaan onder vrijheid? Het herhaaldelijk kunnen kiezen vanuit een gedachtebron die misschien wordt tegengesproken door een andere? Ik kan zelfs niet iets kiezen en daar m'n levenlang voor kiezen? Je kunt het natuurlijk zien als een vrijheid om niet heel je leven hetzelfde te doen, maar...ik wil m'n leven lang lief hebben, m'n leven lang gelukkig zijn, een job vinden die ik m'n leven lang wil doen...een job vinden die ik m'n leven lang wil doen...een job vinden...Ik kan in godsnaam zelfs niet een job kiezen. Ik moet ze godverdomme nog vinden ook. Ik moet in de gemeenschap waar ik leef iets vinden dat zij me aanbied als geldwinst en dan moet ik maar proberen iets te vinden dat me genoeg aanstaat om me niet te laten sterven als een perfect functionerende, doodgestresseerde hersendode zak vlees. Kan ik niet m'n eigen job creëren in plaats van een invulling te moeten geven aan één van de opties die me gegeven wordt? Is dat mijn vrijheid? Het invullen van een kader? Maar misschien ga ik nu wat te ver. Ik ben heus vrij, ik mag tenslotte men job kiezen. Goed dus ik heb jobvrijheid en ik mag veranderen als het me dan toch niet aanstaat. Prachtig. M'n zin mag ik ook zelf kiezen. M'n eigen doel, m'n eigen onderhoud. Want ik moet mezelf natuurlijk onderhouden. Eten kopen, kleren hebben, warmte voorzien...ok, dus ik ben niet vrij van mijn fysiologische benodigdheden. Of van m'n hormonen anders kon m'n hart niet kiezen...maar dat zal wel het enige zijn waar ik in m'n natuur afhankelijk van ben...het naturalisme zegt van niet...het sociobiologisch determinisme zegt ook van niet...Maar ik heb controle over m'n eigen natuur. Perfectibilité volop. De rede zal me vervolmaken...de rede zal me vervolmaken...klinkte als een kille schreeuw in een leegte van wantrouwen...Hebben Schopenhauer, Freud en Nietzsche ons dan niets geleerd? Baas in eigen geestelijke huis? Tzal ni waar zijn. Vrijheid van het onbekende in de geest...wat is dat nu voor een vrijheid? Maar ik kan er tegenin gaan. Ik kan het controleren. Ik maak vrije keuzes! Ik controleer de natuur. In m'n bakstene huis, onder m'n dikke jas en met het geteelde voedsel op m'n bord. Prachtig toch die vrijheid, gebracht door de wetenschap. De wetenschap zal me vrijheid geven. Ik zal een vrij leven leiden. In een wereld die door de mens wordt bepaald...door de mens en door niets anders...waarom kan ik niet anders dan de mens zeggen? Door een soort van gemeenschapsgevoel? Door een identificering met m'n soort? Nee...dat is het niet. Het komt omdat...omdat...de mens iets anders is dan mij. Het is niet iets dat mij aanbelangt. Het is een instantie geworden die me transcendeert, die keuzes zou maken in mijn naam. Een soort nominalisme dat me wil helpen door dingen te doen die ons als mens(heid) vooruithelpen, ons vrijheid geven van de natuur. Maar dit nominalisme begint precies tegen mijn eigen wil in te gaan. Het begint mij te controleren in zijn queeste om de natuur te controleren. In de mens zijn zoektocht naar vrijheid, begin ik precies wat vrijheid kwijt te raken. Ik word gedwongen tot vrijheid. Uiteindelijk verbaast het me dat we nog zo'n geloof in de vrijheid hebben.

Wat zal ik betekenen voor de filosofie? In feite bevat deze vraag 2 delen: 1) Heb ik genoeg vernieuwend inzicht in deze wereld om iets van waarde te kunnen toevoegen aan de filosofie? 2) Zal mijn inzicht aanslaan? Er is een reden dat ik godvergeten en god vergeten zei. Godvergeten omdat, laten we eerlijk zijn, buiten de filosofie heb je niet veel kans om naam te maken als filosoof. Dan...god vergeten...zijn we god vergeten? Ik bedoel dan niet de idee 'God', want dat kennen we nog van het Christendom, het Jodendom en de Islam. Hell, we zitten vast in een monotheïstisch paradgima als je het mij vraagt. Maar zijn we niet vergeten hoe het is om te steunen op iets dat ik niet vat, dat buiten mij ligt, waar ik niet mee kan communiceren? Zijn we vergeten wat het is om te geloven in iets dat je nooit kan zien, dat je nooit kan bevestigen? Als dat wel zo is, waar steun ik dan op? Op wat kan ik nog steunen? Iets van deze wereld...oké, ik zal steunen op de ander...op de ander...Levinas kruipt weer op...Ik ken de ander niet. Hij is iets anders, iets dat mij te buiten gaat en dat fundamenteel doet. Maar als ik niet kan steunen op een algoede god, waarom zou ik dan steunen op een onvolmaakte ander? omdat ik met hem kan praten? Is dat het? Ik moet aannemen dat hij het goed met mij voorheeft en hem vertrouwen op zijn woord...het geloof in iets buiten deze wereld is verdwenen en lijkt me zo meer en meer het geloof in al wat buiten mij zit weg te nemen. Dus...wat als mijn inzicht dan net een dergelijke klassieke metafysica is? Dat ik weer iets buiten ons wil zetten? Zullen mensen een herbronning vinden of zal ik godvergeten en mensvergeten ten ondergaan als één van de kleine implicietelingen?

Picadilly Notebook Entry #15

 -geen datum- Het wiel blijft draaien

Nieuwe lessen, nieuwe proffen, nieuw academiejaar en toch bekruipt me een gevoel van herhaling. Erger nog is dat het in mijn denken geen geheel ongerechtvaardigd gevoel is. De achtergrond verandert niet zo vaak of toch niet op een manier die een sterke invloed heeft op onze beleving. De mens kan zich niet bezighouden met de dagdagelijkse beslommeringen van het verleden (“Who wants yesterdays paper?”) en hoe vaak beleeft de de doorsnee-mens iets werkelijk spectaculairs of tragisch in deze wereld? En er is dan ook nog de kans dat we in een routine belanden die ons voor verandering afstompt of de invloed van een reeds gebeurde verandering terugdringt of zelfs ongedaan maakt. Maar misschien is er nog een ergere situatie: Wat als verandering de routine wordt?
Wat als de mens houvast weigert of niet in staat is houvast te accepteren? Wat als stilstand bevreemdend is en zelfs negatief wordt beoordeeld? Wat als het steeds nieuw is, steeds anders, steeds jong en onervaren? Waar ligt de (ziele)rust die de mens nodig heeft?
Een eindeloze indeterminatie, los van voorafgaandheid of toekomst, die ons drijft naar een existentieel niemandsland, een niemandsland omdat er niemand is geweest en dus nagenoeg onherbergzaam is voor het individu dat een houvast zou moeten creëren, een wereld zou moeten bouwen.

zondag 4 september 2011

Café Moeskop

Een terras halfvol, vergezeld door de gekleurde sterren, voor ons naar beneden gehaald en in lampjes gestopt. De avond is warm op de Zurenborg en de Dageraadplaats mag haar naam nog lang schaamte aandoen. Binnen klinkt de Franstalige pop van vervlogen tijden, terwijl de verpleegsters van de bar hun patiënten bedienen en luisteren naar waar het hart van vol is, maar waar de mond slechts van overloopt, als de rest met drank gevuld is. Een oude vrouw leest bij het schijnsel van de glazen luster door een glas witte wijn. Of ze bij iemand thuiskomt of dat haar weduwnaar op haar wacht is een kwestie van gissen, maar ze heeft nog talloze bladzijden te gaan en de nacht is jonger dan dat zij ooit zal zijn. Bij de flauw verlichte witte roos rust de wereld tussen een man en een vrouw, geliefden in mijn ogen, maar schijn kan bedriegen. Ze breken de stilte die slechts tussen hun twee bestaat, want buiten hen is het geruis van het niets. En bij de opengebroken muur tussen de dageraad en de Moeskop spreekt het vijftal over alle kleine dingen en wat er in de Zurenborgkrant werd verteld. 3+2= vriendschap en liefde na het uur van vrij volume. En bij de denkende dood, in belaste pakjes verkocht, de zonde van de barzusters, schrijft de decoratieve drinker in stilte, slechts ontsnappend van zijn plek aan de muur om zijn drank te kopen, om daarna in stilte de eenzaamheid weer op te zoeken, want zijn bladspiegel roept en hoewel de pen zijn hand verbrandt en verwondt, rest er hem niets dan de overpeinzing van zijn eigen bestaan, in wassen schijnsel neergepend voor de wereld om niet te zien.

donderdag 14 juli 2011

Picadilly Notebook Entry #14

23/05/2011 Filosofie en theater

Filosofie is van de slimme zwaarmoedigen, het leven voor hen die erover heen raken en het theater van hen die de farce van het leven willen aantonen. Het leven kent geen van, enkel een voor. Niemand bezit zijn leven, maar het wordt aan ieder van ons gegeven met onze ondergang als onderpand. Het leven is onmiskenbaar onderhevig aan de tijd en zodoende een verschijnsel buiten onze macht. Ons leven speelt zich voor ons af als een wisseling van personages op een wereld van genesis en erosie met (een minimum aan) persoonlijke inspraak. (FYI, ik ben bitter, hence de agressie.) (Ook FYI, welkom op mijn dak.) Zoals ik al reeds heb vermeld in mijn prachtige,puberale punk-redevoering over vrijheid vanuit het perspectief van iemand die nog nooit een echte job of een echte plaats in ons maatschappelijk systeem heeft ingenomen, maar als een braaf, verwend kind van de middenklasse gretig gebruik maakt van het hallucinante aanbod kansen dat zijn ouders en stiefouders hem bieden. => terug naar m'n onderwerp: zoals ik reeds vermeld heb, twijfel ik tussen filosofie en drama. Dit lijkt mij een keuze tussen 2 vormen van waarheid, 2 manieren om ze te vinden en 2 manieren van verkondigen.
De waarheid van de filosofie kent universaliteit doordat ze de oppervlakte opheft en naar een onderliggend systeem zoekt dat ons draagt en drijft. Om deze universaliteit te bereiken moet de filosofie zich ontdoen van concreetheid. De oppervlakte wordt bedrieglijk door haar gebrek aan zelfbewustzijn en doordachtheid.
De waarheid van theater vertrekt van het universele dat al in de oppervlakte aanwezig is, zaken die we slechts kennen in hun concreet zijn en zodoende onvatbaar zijn voor filosofie. Ze toont ons deze waarheden en door de afstand die wordt gecreëerd, een afstand die slechts heel moeilijk te scheppen is in het dagelijks leven, kunnen we die ervaring die ons op het eerste zicht particulier toeschijnt in haar universeel karakter appreciëren en zodoende diens overeenkomst met ons eigen leven.

Filosofie biedt kennis over ons leven en diens plaatsing in het denken en het universum.
Filosofie zoekt waarheid door een (niet altijd geslaagde) opheffing van emoties om een rede(n) te vinden.

Theater biedt kennis over ons leven en diens plaatsing in het leven van anderen en de emotionaliteit.
Theater zoekt de rede(n) van onze emoties door ze in geconcentreerde vorm te genieten. Door ze ten top te drijven, wordt hun oorzaak en hun gevolg voldoende uitvergroot om (h)erkend te kunnen worden.

Dan het laatste verschil: het verschil in verkondiging. Buiten de nogal overduidelijke verschillen in presentatie, is er een dieper verschil waarin de waarheden worden mede gedeeld. Het is een terminologisch en dus ook connotatief verschil. Filosofisch taalgebruik is een heel rationeel taalgebruik, met vaak een jargon om u tegen te zeggen. Het is ontworpen om misverstanden te vermijden, op te helderen en to the point die zich aan “zuiver” denken opdringt, maar zodoende
haar eigen kwetsbaarheid toont. Want ze tracht duidelijk te zijn, maar kan niet ontsnappen aan de onvermijdelijke onduidelijkheid van de taal en haar gebruik, een onduidelijkheid die inherent is aan reflectie, want het is nu eenmaal onmogelijk om een object exact te representeren, ook als is dit een mentaal object. Een ander nadeel is dat het filosofisch taalgebruik de koelheid van de ratio en het analytisch denken met zich meedraagt (2 zaken waar ik een vrij paradoxale relatie mee heb).
Er zijn al veel pogingen gedaan om taal te “regulariseren” of te beïnvloeden en hoewel ik de voordelen voor communicatie niet in twijfel ga trekken, heb ik bezwaar bij deze pogingen: het Frans van de Académie Française en ons eigen beetje AN zijn dode talen. Ze leven niet in de zin dat ze haast geen weerklank vinden in het dagelijkse leven. Ze missen de connotatie van een dialect, dat altijd meer in de wereld gevestigd en of “taalbewerkers” en taalpuristen het nu accepteren of niet, een groot deel van onze communicatie gebeurt nu net via de connotatie van het dialect, wat vaak de bron van aanvulling en vernieuwing is voor taal.

En hier komen we op een tweede kapitaal verschil (ja, ik heb het eerste niet vermeld). De kunstenaar die zich bedient van het woord (dichters, schrijvers, acteurs) spelen met en zijn haast afhankelijk van connotatie (en voor bepaalde situaties connotatieloosheid). Het is gevaarlijk om in een “algemene” en dus vrij “dode” taal je emotioneel en connotatief geladen boodschap over te brengen. Ik ga niet zeggen dat je in dialect moet schrijven, maar je moet aanvaarden dat sommige zaken beter worden uitgedrukt in het dialect, omdat daar vaak nog connotatie aan is verbonden , los van de definitie van het woord. Dat kan een vitale connotatie zijn voor de boodschap die de kunstenaar wilt overbrengen.
Het eerste fundamentele verschil is dat van het beogen van duidelijkheid. De kunstenaar moet aanvaarden dat hij zijn object niet perfect kan representeren of uitleggen. Hij moet werken met vergelijkingen, voorbeelden, connotatie en de inherente onvolledigheid van de taal om te refereren naar het mysterie en de ervaring die hij ons wilt tonen. Hier ligt de zwakte van kunst. Haar verering van het onvat- en onbeschrijfbare, waardoor ze nooit haar doel kan bereiken. De grote vraag ivm mijn studiekeuze is nu welke waarheid ik wil nastreven.

woensdag 15 juni 2011

One fell into the cuckoo's nest

The immaculate conception of a world within me
Beyond my comprehension and my reason
As it conquers all of my senses
With the force and brutality of a pathological Genghis Khan.

Almost biologically destined, but certainly genetically inclined
To be the black sheep on an ever-changing field
As the cerebral shepherd loses his way and lets the wolves in
More lost and incapable, than fleeing from reality or duty.

The unwanted and unwished Messiah
Son and plaything of the God of hallucination and fear
Begging for salvation from this surreal existence,
But salvation is found when the world stops spinning
And reason lays it to rest.

Hearing the voices of forlorn generations
Though the world outside stays silent
Demands of violence in name of purity and preservation
While the guile becomes resistant to water and soap.

This bizarro Wonderland that has formed itself
In the world my mind has created on its own
It lives unconnected with what is,
And believes in what it fears can be
Constituting the reason to its madness
A self-fulfilling prophecy of misinterpreting paranoia.

But there has been found help
In drug-induced normality
And chemical rationality
Influencing myself,
Changing the inner workings
Of that which determines
My being and my personality

Estranging myself from my body
In an attempt to win back that
Which sets man apart from animal
And the final goal of all that is ethical
The rational of man,
The source of its autonomy,
The victim of a power beyond my control
Though imbedded in my brain.

Freed from fear and nefarious psychedelic imagining
I live a life of ever-temporal sanity, made possible by the unnatural
In control of what I am and what afflicts me,
By affecting it with substances originally unknown
But necessary for a life among the people,
Whose existence is certain, but whose mindset is determined by who is lord of my cranial house, And by medicinal drug use, my mind can accept them as those loved and loving.

vrijdag 3 juni 2011

Vrijheid, filosofie en drama

Ik heb geen idee wat dit wordt, geen idee wat het onderwerp zal zijn en of het een echte conclusie zal worden. In een zekere zin is dat de visie die ik momenteel heb op mijn toekomst (een idee dat ik al heb ontkracht met een vriendin). Ik heb vandaag geleerd voor Historisch Overzicht. De filosofie van de moderne tijd in een notendop en het opmerken van de zinsvraag die langzaamaan haar legitieme oplossingen en haar publiek kwijtraakt, of toch in de systemen. En nu, nu ik moe ben en mentaal uitgeput. Nu rest er nog net die vragen die ik steeds minder bevredigd tegenkom in mijn cursus. Wat is de zin en wat zal ik met mijn leven doen? Wat zal ik betekenen voor deze godvergeten en god vergeten branche van onze maatschappij?

Het tegenwoordig standaardantwoord op de eerste vraag is: is er niet, heb gewoon plezier. Ik ga eerlijk zijn: dat kan ik niet. Ik kan niet zulke vrijheid aan en ik zie ook niet in hoe zo'n vrijheid kan volgehouden worden. Onze aandacht wordt steeds maar geleid door vrijheid, zoveel mogelijkheid voor zoveel mogelijk mensen. Maar we gaan verder en verder, geen oog werpend op de tegenhanger van vrijheid: verantwoordelijkheid. We strijden voor steeds meer vrijheid, maar missen vaak de verantwoordelijkheid die meekomt met die vrijheid. We zijn vrij in onze seksualiteit, maar vergeten een beetje de verantwoordelijkheid die we hebben om het alles een plaats te geven. Het is natuurlijk waar dat we meer en meer oog beginnen krijgen voor de gevolgen van onze vrijheid: de ecologische problematiek wordt besproken en aangepakt, we zien dat we zorg moeten dragen voor de economisch minderbedeelden. Maar dit worden verantwoordelijkheden van de staat, niet van ons. We willen vrij zijn van beperkingen die onze levensstijl aanpassen. De problemen zijn zaken van de staat. Maar weet je, NEE! We zijn allemaal vrij en we zijn allemaal verantwoordelijk. Tijd dat we eens stoppen te zeggen dat we niets kunnen doen! De staat kan helpen, maar het probleem stamt evengoed van ons en misschien moeten we maar eens accepteren dat een compleet liberalisme niet zo goed voor ons is als we denken. We moeten eens nadenken over hoeveel vrijheid we nodig hebben en wanneer we teveel hebben.

Wat ga ik met mijn leven doen? De Onbewogen Beweger moge het weten. Je hebt inderdaad het idee dat je keuzes maakt en dat is ook zo. Ik heb gekozen om filosofie te gaan studeren, tegen financieel en werkzekerheidgewijs advies in. Ben ik trots op die keuze? Trots over zo'n dingen is voor mensen die zich eerst gebonden hebben gevoeld aan het advies erover. Heb ik me dan niets aangetrokken van dat advies? Natuurlijk wel, ik denk ook wel na over m'n keuzes. Maar ik stond op m'n keuze en op m'n vrijheid en heb gekozen. Sartre heeft gezegd dat als je een ethische keuze maakt, dat je ze dan met heel je zelf moet maken. Ik weet niet of dat wel zo is. Er zijn niet veel dingen waar je zowel rationeel als emotioneel in kunt opgaan. Liefde is een wonder en acht ik van nature goed, maar het is 1. zinverbijstering 2. iets waaruit we soms moeten ontsnappen en dat is vaak iets dat moet komen door een reflectie over onze emoties. De mens heeft de wonderlijke eigenschap van zijn eigen te kunnen contradicteren. Zoals we keuzes kunnen maken met ons hart en met ons verstand, kunnen we ook die keuzes aanpassen vanuit deze twee "principes". De mens geniet het voordeel van twee bronnen van gedachten te hebben, maar ze kunnen allebei even schadelijk zijn. We zitten dus al meteen in een conflict met onszelf. We zullen vaak een keuze maken vanuit één bron en dat ervaren we dan als vrijheid, maar de ander kan tegenwerken en daar zit er al een grens aan de vrijheid. Ook de tijd past onze vrijheid aan. De keuze die gemaakt wordt, wordt anders ervaren wanneer er wat tijd voorbijgegaan is. Er komt een nieuwe keuze en we gaan dus weer onszelf aanpassen. Maar...is dat wat ik moet verstaan onder vrijheid? Het herhaaldelijk kunnen kiezen vanuit een gedachtebron die misschien wordt tegengesproken door een andere? Ik kan zelfs niet iets kiezen en daar m'n leven lang voor kiezen? Je kunt het natuurlijk zien als een vrijheid om niet heel je leven hetzelfde te doen, maar...ik wil m'n leven lang lief hebben, m'n leven lang gelukkig zijn, een job vinden die ik m'n leven lang wil doen...een job vinden die ik m'n leven lang wil doen...een job vinden...Ik kan in godsnaam zelfs niet een job kiezen. Ik moet ze godverdomme nog vinden ook. Ik moet in de gemeenschap waar ik leef iets zoeken tussen alle dingen dat zij als geldwinst aanbiedt en dan moet ik maar proberen iets te vinden dat me genoeg aanstaat om me niet te laten sterven als een perfect functionerende, doodgestresseerde hersendode zak vlees. Kan ik niet m'n eigen job creëren in plaats van een invulling te moeten geven aan één van de opties die me gegeven wordt? Is dat mijn vrijheid? Het invullen van een kader? Maar misschien ga ik nu wat te ver. Ik ben heus vrij, ik mag tenslotte men job kiezen. Goed dus ik heb jobvrijheid en ik mag veranderen als het me dan toch niet aanstaat. Prachtig. M'n zin mag ik ook zelf kiezen. M'n eigen doel, m'n eigen onderhoud. Want ik moet mezelf natuurlijk onderhouden. Eten kopen, kleren hebben, warmte voorzien...ok, dus ik ben niet vrij van mijn fysiologische benodigdheden. Of van m'n hormonen anders kon m'n hart niet kiezen...maar dat zal wel het enige zijn waar ik in m'n natuur afhankelijk van ben...het naturalisme zegt van niet...het sociobiologisch determinisme zegt ook van niet...Maar ik heb controle over m'n eigen natuur. Perfectibilité volop. De rede zal me vervolmaken...de rede zal me vervolmaken...klinkt als een kille schreeuw in een leegte van wantrouwen...Hebben Schopenhauer, Freud en Nietzsche ons dan niets geleerd? Baas in eigen geestelijk huis? Tzal ni waar zijn. Vrijheid van het onbekende in de geest...wat is dat nu voor een vrijheid? Maar ik kan er tegenin gaan. Ik kan het controleren. Ik maak vrije keuzes! Ik controleer de natuur. In m'n bakstene huis, onder m'n dikke jas en met het geteelde voedsel op m'n bord. Prachtig toch die vrijheid, gebracht door de wetenschap. De wetenschap zal me vrijheid geven. Ik zal een vrij leven leiden. In een wereld die door de mens wordt bepaald...door de mens en door niets anders...waarom kan ik niet anders dan de mens zeggen? Door een soort van gemeenschapsgevoel? Door een identificering met m'n soort? Nee...dat is het niet. Het komt omdat...omdat...de mens iets anders is dan mij. Het is niet iets dat mij aanbelangt. Het is een instantie geworden die me transcendeert, die keuzes zou maken in mijn naam. Een soort nominalisme dat me wil helpen door dingen te doen die ons als mens(heid) vooruithelpen, ons vrijheid geven van de natuur. Maar dit nominalisme begint precies tegen mijn eigen wil in te gaan. Het begint mij te controleren in zijn queeste om de natuur te controleren. In de mens zijn zoektocht naar vrijheid, begin ik precies wat vrijheid kwijt te raken. Ik word gedwongen tot vrijheid. Uiteindelijk verbaast het me dat we nog zo'n geloof in de vrijheid hebben.

Wat zal ik betekenen voor de filosofie? In feite bevat deze vraag 2 delen: 1) Heb ik genoeg vernieuwend inzicht in deze wereld om iets van waarde te kunnen toevoegen aan de filosofie? 2) Zal mijn inzicht aanslaan? Er is een reden dat ik godvergeten en god vergeten zei. Godvergeten omdat, laten we eerlijk zijn, buiten de filosofie heb je niet veel kans om naam te maken als filosoof. Dan...god vergeten...zijn we god vergeten? Ik bedoel dan niet de idee 'God', want dat kennen we nog van het Christendom, het Jodendom en de Islam. Hell, we zitten vast in een monotheïstisch paradgima als je het mij vraagt. Maar zijn we niet vergeten hoe het is om te steunen op iets dat je niet vat, dat buiten je ligt, waar je niet mee kan communiceren? Zijn we vergeten wat het is om te geloven in iets dat je nooit kan zien, dat je nooit kan bevestigen? Als dat wel zo is, waar steun ik dan op? Op wat kan ik nog steunen? Iets van deze wereld...oké, ik zal steunen op de ander...op de ander...Levinas kruipt weer op...Ik ken de ander niet. Hij is iets anders, iets dat mij te buiten gaat en dat fundamenteel doet. Maar als ik niet kan steunen op een algoede god, waarom zou ik dan steunen op een onvolmaakte ander? Omdat ik met hem kan praten? Is dat het? Ik moet aannemen dat hij het goed met mij voorheeft en hem vertrouwen op zijn woord...Het geloof in iets buiten deze wereld is verdwenen en lijkt me zo meer en meer het geloof in al wat buiten mij zit weg te nemen. Dus...wat als mijn inzicht dan net een dergelijke klassieke metafysica is? Dat ik weer iets buiten ons wil zetten? Zullen mensen een herbronning vinden of zal ik godvergeten en mensvergeten ten ondergaan als één van de kleine implicietelingen? Maar misschien loop ik wat voor op mezelf. Misschien moet ik maar eerst eens mezelf vragen of ik überhaupt genoeg inzicht heb. Ja en nee. Ik ben een meester in de aforismen en de korte schetsen (iets wat een beetje typisch is voor het literair-poëtisch filosoferen. Alle schrijver-filosofen lijken dit te doen, van de Montaigne tot Nietzsche -niet dat ik me meteen met hen vergelijk-). Maar zelf een groot idee vormen? Ik denk niet dat zoiets me zal overkomen. Ik ben geen systeemdenker. Een systeem vind ik gewoon zo al te gesloten en zal altijd een aspect missen. Ik ben meer een praktisch filosoof, hoewel...Is het mogelijk om een praktisch filosoof te zijn, zonder eerst waarheid te zoeken? Een doel te geven? Als ik puur praktisch filosoof word, zal ik dan niet terugvallen in de zinloze vrijheid en ontwikkeling waar ik hierboven zo tegen ben uitgevlogen? Is het mogelijk om mensen te helpen in hun levenswandel, zonder hen een optie te geven wat de bestemming van die wandeling is? Kan ik een kaart geven zonder een stipje te zetten? En als ik geen doel kan aanduiden, wie zegt dat ik dan een stip kan zetten waarbij staat: “u bevindt zich hier”? Hier? Waar hier? Ja, op dit punt...maar euhm...bij welke lijn hoort dit punt? Dat mag ik zelf kiezen? Maar de reden dat ik een kaart vraag is omdat ik geen lijn heb, ik ken m'n route niet. Heb je geen voorstellen? Ah, je hebt geen aanraders...Welke volg jij? Je hebt er ook geen? Maar mag ik toch niet met jou mee? Ik moet m'n eigen route uitstippelen, daar hebben we voor gevochten, zeg je...Ik ben bang...
Ik hou niet van systemen, maar ze lijken haast onvermijdelijk...Misschien word ik wel een Bacon of een de Montaigne...een opstapje voor het volgende grote ding...de volgende grote vrijheid waar we achteraan lopen. We geloven allemaal in dit scepticisme, in die wisselgang van de waarheid. Er geldt een regel in de metafysica tegenwoordig: Kies je visie, kies je waarheid, kies je leugen. Ik vrees dat er tijden komen dat we hetzelfde devies dragen in de immanente wereld en ik vrees dat die tijden dichterbij zijn dan we denken.

De initiële reden van dit essay is het "simpele" concrete feit dat ik niet weet of ik filosofie moet blijven doen of dat ik drama moet proberen aan het conservatorium...

zaterdag 28 mei 2011

In referentie

1 Een vrijgezel die gaat pas slapen
2 Als zijn geld op is of zijn dorst gestild
3 Een vrijgezel die gaat pas slapen
4 Als Benny hem van zijn strepen heeft gevild

5 De laatste middernachtzon als nachtlamp
6 Omdat hij bang is in het donker
7 De ratten en de vliegen zijn gevlucht met kramp
8 Want, godlief, het stonk er

9 Hij wilt zijn reddingsbootje aanlijnen
10 Maar niet zoals de vis zei, is de tijd oeverloos
11 En de vuurtoren begint te verdwijnen
12 Door de limonadeglazen vodka en Bulgaarse wijn in een doos

13 Maar sommigen zijn beter af zonder vrouw
14 Want die geven niets dan last
15 En Tom is die van hem al jaren trouw
16 Maar Frank stak zijn huis in de fik, het was een kast

17 Maar hey, Jude zei dat het niet zo erg was
18 En dat een lief wonderen doet
19 En als is ze misschien niet de mooiste van de klas
20 Je voelt je goed, zei Johan, je voelt je goed

21 Dus tijd om uit de grot te komen
22 En te zoeken naar een meisje, net en genereus
23 De leeuw heeft het nooit doen stomen
24 Maar ik heb de arbeiders van het lied nodig om haar te krijgen, dansen is geen keus

25 Nu heb ik alle hotels gezien van Chelsea tot California
26 Er lijkt geen liefde, enkel wanhoop wanneer ze dronken is
27 Bijna dromend genoeg voor Mia
28 En toch smeek ik de wereld voor iemand die ik mis

29 Hopelijk zal de engel mij ooit hebben gered
30 En steekt Alice het witte konijn terug in zijn kot
31 En zal Saramago een punt zetten in het wit van mijn gebed
32 En heb ik eindelijk eens prijs met het lot













Referenties:

r.1: Een vrijgezel die gaat pas slapen – Benny Nijmans
r.3: Een vrijgezel die gaat pas slapen – Benny Nijmans
r.4: Benny Nijmans

r.5: laatste middernachtzon -> last midnight sun -> mijn oude gedichten (deze heb ik niet
geteld)

r.9: reddingsbootje -> Titanic (dit is den halve omdat hij onduidelijk is)
r.10: de vis -> spinvis + Oevers van de tijd – Spinvis
r.12: Limonadeglazen vodka – Spinvis + Boecht van den Aldi – Clement Peerens Explosition

r.13: Maar sommigen zijn beter af zonder vrouw -> Better off without a wife – Tom Waits
r.14: Wijven niks als last – Katastroof
r.15: Tom en zijn vrouw -> Tom Waits en zijn vrouw Kathleen Brennan
r.16: Frank -> Franks Wild Years – Tom Waits + het was een kast -> Kindje van God – Spinvis

r.17: Hey, Jude – The Beatles
r.19: Mooiste van de klas – De Mens
r.20: Ik voel me goed – Johan Verminnen

r.21: Allegorie van de Grot – Plato + De grot – Gorki
r.22: Ik wil deze nacht in de straten verdwalen – Wannes van de Velde
r.23: Leeuw -> Leo -> Leonard Cohen
r.24: Arbeiders van het lied -> workers in song -> Chelsea Hotel #2 – Leonard Cohen + Dansen is
geen keus -> I'd rather dance with you – The Kings of Convenience

r.25: Chelsea Hotel #2 – Leonard Cohen + Hotel California – The Eagles (the Eagles hebben
trouwens ook Ol' 55 van Tom Waits gecovered)
r.26: Er lijkt geen liefde, enkel wanhoop wanneer ze dronken is -> There's no Devil, there's
just God when he's drunk -> Mr. Siegal – Tom Waits
r.27: Mia – Gorki
r.28: Please send me somebody to love – Barrel Grant

r.29: Engel, red mij – Gorki
r.30 Alice in Wonderland – Lewis Carrol
r.31: José Saramago + punt zetten -> Saramago gebruikt haast geen interpunctie + wit -> witte
blindheid -> Stad der Blinden – José Saramago
r.32: Prijs met het lot -> noodlot -> noodlot is een raadsel en gaat als volgt: wat kost niets
en toch altijd prijs -> Smalfilm – Spinvis

maandag 16 mei 2011

Picadilly Notebook Entry #13

16/05/2011 Dronkenmansdichten

Het is al een tijd geleden dat ik nog eens eentje als dit heb geschreven. Het komt doordat ik terug in een biografie over Tom Waits ben beginnen lezen. Doet me eraan denken dat het niet uitmaakt waar je een melancholicus zet en met wie je hem laat rondhangen, zijn essentie als blauw-gezopen bard blijft bestaan. Ze komt erdoor als de ex van de bluebird die Bukowsky verdrinkt en oprookt, de ex die het minder goed heeft opgepakt en hopeloos tracht de serveerster te versieren in een bar waar zelfs de barvliegen al aan het papier zijn geplakt in de hoop dat hoger ook dichter bij dromen betekent. Het is een dronkenmansdicht (eveneens een zelfgekozen naam). De opbouw is simpel: 4 kwatrijnen en gekruist rijm. Ritme is niet nodig. Het onderwerp valt te kiezen uit alle dromen die kapot zijn gegaan: familieproblemen, verloren liefde en de grote vlucht die halverwege werd gestopt door een kreupel worden door onbezonnenheid en het blindstaren op de zon en de maan die de grote leegte erachter verbergen. Deze dronkenmansdichten hebben heel lang heel mijn dichtbundel 'Songs for lost lovers and midnight strangers' uitgemaakt. Ze waren de woorden van de melancholicus die misschien reeds bestond als kind, maar vrij spel kreeg bij het verwerken van de herstellens- en lijdensweg van mijn broer. Hij heeft zich ontwikkelt tot een automatisch aanvoelen van het moment waarop geluk in pijn verglijdt, zoals de wielen van de nachtbus over de vergoten straten tegen het kruisend verkeer. Ik vraag mij af of en hoe mijn dronkenmansdichten van stijl en inhoud is veranderd.

Blind like Saramago

Where do you want it?
On the shelf in your bedroom
At the end of the line, where it can sit
With the rest of the ones you lead to their doom?

How do you want it?
Busted, bruised, black & blue
Or in a birthday suit that won't even fit?
You brought down my hands so you might as well tell me what to do

You're the temptress of the numb
The queen of the rebels
You seperate the wise from the dumb
And swith around their hulls

Blind like Saramago
I walk into your arms
And foolish like Romeo
I learn that love always harms

Ik weet niet of ik tevreden moet zijn. Ik stuit weer op hetzelfde probleem dat ik enkele jaren geleden ontdekte: de laatste vers komt te snel. Inhouds- en vocabulairegewijs weet ik ook niet hoe het te beoordelen. Misschien dat ik over tijd haar waarde kan schatten.

dinsdag 10 mei 2011

Sonnet voor Charles

De jaren zijn niet voorbijgevlogen,
Ondanks al het leven en het plezier,
En het maakt niet uit hoeveel verjaardagen ik vier
Het geluk blijft buiten mijn vermogen.

En dat vermogen is geslonken,
Tot bridgen, breien en beeldbuis kijken
Terwijl de grond alsmaar wordt gevuld met lijken
En mijn geest meer en meer in gedachten raakt verzonken.

Het gras en de bloemen staan je steen goed.
Ze brengen iets nieuws aan je ondergang.
Iets wat m'n versleten geheugen nooit doet.

Maar Charles, ik ben niet meer bang.
Dit wordt mijn laatste groet.
Morgen gebeurt naar wat ik al elke dag verlang.

woensdag 4 mei 2011

Muziek <=> Woordkunst

Muziek en woordkunst (literatuur, poëzie, proza, liedjesteksten -ja, ik maak onderscheid-) zijn in mijn ogen al heel lang in competitie met elkaar. Wat ik hier ga proberen is een uiteenzetting te maken van de liefde-haat relatie tussen muziek en tekst, of althans zoals ik die ervaar. Nu, om onderscheid te maken en een tegenstellende relatie te bespreken. De tegenstelling ligt niet enkel op het niveau van de creatie, maar ook op het niveau van het effect.

Het verschil in creatie is vrij evident. De werktuigen (het woord instrumenten ga ik hier vermijden om geen verwarring te zaaien) zijn radicaal verschillend. Natuurlijk gebruikt een componist ook pen en papier om zijn muziek neer te schrijven, maar de grote vraag is dan of dit nog gezien kan worden als muziek.
Ik vrees dat ik het geen muziek zal kunnen noemen. Gelijk dat de blauwdruk van een gebouw geen gebouw is, is de verzameling noten op de notenbalk geen muziek. Ze zijn de richtlijnen ervoor. Het is pas wanneer de noten op een muziekinstrument worden gespeeld dat muziek gespeeld/gemaakt wordt.
We zien dus een fundamenteel verschil in de creatie van beide kunstvormen. Waar woordkunst zowel geschreven als uitgesproken de kunst op zich is, is enkel het uitvoeren van (vooraf gecomponeerde) muziekstukken de echte muzikale kunst.

Het verschil in effect is veel subtieler. Muziek is qua onmiddellijkheid de sterkste van de twee kunstvormen. Muziek kan in enkele noten de hele menselijke gesteldheid beïnvloeden. Door haar kan de luisteraar in luttele seconden overmeesterd worden door een sfeer, een gemoed. De reden dat ik hier sfeer gebruik en niet emotie/gevoel/sentiment hangt samen met de zwakte en de sterkte van muziek. Muziek mist definitie. De illustere emotie ontsnapt de pure (niet door andere media geaccompagneerde) muziek. Een muziekstuk kan een sfeer van blijdschap of verdriet oproepen, maar geen context of duiding.

Dat is het punt waar muziek voor mij onderdoet aan het woord, maar dat gebrek aan duiding is eveneens de kracht van muziek. Een sfeer concretiseren kost tijd. Duiden en definiëren kost eveneens tijd. Doordat muziek die taak niet op zich neemt, krijgt zij de kans heel snel te werk gaan en in luttele seconden te overmeesteren.

Maar woorden kunnen toch ook snel invloed hebben? De semantiek lijkt van dezelfde aard als de atmosfeer van een muziekstuk. Het grote verschil is dat woorden naar een concretere, hoewel nog steeds algemene, situatie of aard van emotie verwijzen, die ons dan leiden naar herinneringen en vooruitzichten die ons dierbaar of ongemakkelijk zijn. Dit verder leiden komt pas tot stand wanneer een minimum aan concretisering is bereikt. Dit verder leiden brengt ons dan uiteindelijk naar de ware definitie, zij het in een autonome situatieschets of een situatie die ons wordt voorgezet.

Nu misschien even tijd om verder over woordkunst uit te weiden. Dus waar muziek het voordeel van de snelheid had, heeft het woord het nadeel van de nood aan tijd. Een scène schetsen met puur omschrijvingen kost meer dan enkele seconden. Lezen op zich is een langzamere activiteit en de omschrijvingen dwingen ons haast de situatie in zijn concreetheid voor te stellen, terwijl we de semantiek van de gekozen woorden trachten te respecteren. Woorden komen van nature koeler over dan de noten van een piano of de akkoorden van een gitaar. Het inleven wordt zo dus bemoeilijkt. Maar datgene waar woorden altijd het finale middel voor zijn, is het duiden van situaties, relaties en emoties. Een beeld zegt meer dan duizend woorden, maar woorden kunnen het beeld een plaats geven in het universum-verhaal, dat vervuld is met contingentie en verteld met een bergketen aan abstracte ideeën waarnaar slechts via kleine onderdelen kan gerefereerd worden, bijvoorbeeld aan de hand van affectie.

Woordkunst wordt niet gelimiteerd door tijd of ruimte (muziek evenmin). Het enige dat het woord bindt, is het woord. De haast eindeloze facetten die taal mogelijk maken (letters, woorden, semantiek, grammatica, spelling, tijd,...) vormen elke act van woordkunst. Zij zijn de transcendentale blauwdruk van het literair-poëtische gebeuren. Deze verwoording heeft me een vorige uitspraak van me in twijfel doen trekken: Is een partituur muziek? De eigenlijke meer dwingende vraag die ik moet stellen, is: moet muziek auditief zijn? Na een kort onderhoud met een paar muzikanten en muziekliefhebbers, lijkt mijn initiële stelling correct. Muziek moet auditief zijn, anders is het geen muziek (nutteloos intermezzo -gezongen door een engelenkoor-).

Nu ik de sleuteleigenschappen van beide kunstvormen heb besproken, zal ik de liefde-haatrelatie bespreken. Dit ga ik doen aan de hand van 2 punten waar zij elkaar ontmoeten en in een vreemde manier met elkaar interageren:

1) Gezang: Dit is de schemerzone bij uitstek (tenzij het over woordeloos gezang gaat). Woordkunst en muziek smelten hier samen en toch vormen ze geen homogene kunstmassa, net door hun tegengestelde eigenschappen. Het muzikale element vinden we in het brengen van de tekst, dat sterk verschilt van het gewone declameren of zelfs theatraal brengen van een monoloog/dialoog. Het muzikale is datgene dat evengoed geneuried kan worden. Het woordkunst-gedeelte zit logischerwijs in de woorden. Het is dat wat evengoed gefluisterd of geroepen kan worden. Nu allemaal goed en wel, maar veel geschemer lijkt er hier niet te zijn. Er is een duidelijke scheiding en zijn zelfs autonoom te bespreken. Waar is dan mijn vreemde interactie? Waar anders dan in de ervaring. Het is vrij moeilijk te duiden bij wat een gezang in zijn geheel hoort, omdat zang en tekst op elkaar raken afgestemd. Teksten worden ritmisch en de melodie probeert een sfeer te creëren die aansluit op de inhoud of de context (als men ironisch wilt zijn) van de tekst. Ze fuseren op een zekere manier, waardoor we de tekst zien als onderdeel of de zang als de manier waarop de tekst gebracht moet worden, maar dit samentrekken van de ervaringen van beide kunstvormen doet onrecht aan beide vormen. Ik wil hiermee niet zeggen dat ze gescheiden moeten blijven, dat zang en tekst niet mogen gecombineerd worden of dat we het geheel niet mogen appreciëren, maar we moeten rechtvaardig zijn in de kwaliteiten die we gebruiken in ons oordelen en ook over wat we oordelen. We kunnen ons niet uitlaten over tekst die we niet kunnen begrijpen. Daar kunnen we hoogstens oordelen over het gebruik van ritme en rijm. Net zoals we niet mogen zeggen dat de zong goed geschreven of diepzinnig was.

2) Muzikaal-tekstuele disharmonie: muzikaal-tekstuele disharmonie ontstaat wanneer de aard van de sfeer die de muziek oproept sterk of zelfs radicaal verschilt met de emotie en de inhoud van de tekst. Dit kan opzettelijk worden gedaan door de muzikant (een vaak voorkomend gebruik bij komische muziek) of doordat de tekst niet correct begrepen wordt (wat we zien bij de uitvoering van best veel nummers, bvb.: Hallelujah – Jeff Buckley -als ik nog een keer iemand dit zeemzoet hoor brengen, ...-). Het opvallende is dat bij dit laatste het altijd de tekst is die het onderspit moet delven (ik kan die uitdrukking nooit meer gebruiken zonder een fragment van Urbanus door mijn hoofd te zien flitsen). Hier zien we het snelheid-definitieconflict. Muziek heeft door haar directe impact en invloed op ons, het woord al grotendeels de kans ontnomen ons te bereiken en de diepere of waarlijke inhoud van het lied over te brengen, iets dat leidt tot een ondoordacht nazingen, nascanderen en citeren van de tekst waarbij de inhoud verloren gaat en we hervallen in een groep hopelijk muzikaal capabele papegaaien. Het is vak zo dat naar mate dat we het lied meer horen de muziek haar greep op ons wat verliest en we ook aandacht vestigen op de tekst (als we het lied tegen dan al niet gewoon wordt afgezet).

Ik hoop dat aan de hand van deze twee situaties duidelijk is hoe ik de relatie tussen muziek en woordkunst ervaar. Het is me opgevallen dat ik vooral nadruk heb gelegd op het conflictueuze gedeelte van hun relatie. Ik hoop dat dit geen afbreuk doet aan de evidente versterking en schoonheid de twee kunnen voortbrengen, die van een andere aard is dan die van de kunstvormen apart en op zekere niet met hen te vergelijken valt.

vrijdag 29 april 2011

Directe poëzie

Eerste deel van het rijmschema
Een vergelijking die op niets slaat
Tweede deel van mijn rijmschema
Een nietszeggende metafoor

Een langzaam begin
Van een tergend traag verhaal
Dat vertelt over iets dat is gebeurt
Waar ik helemaal van onderste boven ben

Iets dat mijn bestaansinvulling heeft verandert
Iets dat schijnbaar alles heeft beïnvloed
Waardoor ik nu twijfels heb
maar wel gelukkig ben

Woorden, woorden, woorden,
Die stuk voor stuk
Iets zeggen over jou
En over hoe ik je ervaar.

Standaarvergelijking
Standaardflemerij
Vereist grapje
Vereist corrigeren van verkeerde indruk met compliment

Dat is zowat wat hier zou staan
Moest ik mezelf overgeven aan woorden
Die ik toch nooit helemaal begrijp
En ze zo verkracht.

Mensen houden zich te veel bezig
Met uitdrukkingen die ze niet vatten
Of vergelijkingen die geen relatie houden
En dat allemaal om iets te zeggen.

Ze komen allemaal terug
Bij 4 woorden
Die ze zelf nog niet helemaal vertrouwen
In het hanteren ervan.

Maar daar wil ik nu allemaal van af
Want direct zijn heeft een schoonheid
Die niet meteen kan evenaart worden.
Dus hier volgt hij dan maar.

Ik zie u graag!

zaterdag 23 april 2011

Picadilly Notebook Entry #12

20/04/2011 Ik stem voor niets

Er is gevochten en gestreden
Voor een macht die leeg lijkt
Een gefluister in het straatlawaai

M'n stem kan roepen
Maar de muren zijn te dik
En de ramen bezet met staal

Ze zeggen dat je vormt,
En maken het je plicht
Maar het lijkt allemaal te vergeefs.

Je mening is belangrijk
Dus uit ze dan ook
Maar hoe overtuigd ik dat ook doe, niemand luistert

De laatste hoop is een mompelend verbond,
Het collectief gefluister van de kleine massa,
Die hoopvol haar stem verheft

En binnenkort sta ik weer in de rij,
Om te wachten op de bron en bevestiging,
Van de nietige vluchtigheid van mijn stem.

Picadilly Notebook Entry #9

12/03/2011 Waar de trein stopt

Deze titel refereert naar het boek “De trein de traagheid” van Johan Daisne, een verhaal over het hiernamaals, niet over het sterven. In 'De trein der traagheid” wordt het leven-na-het-gegeven gezien als een stilstand van de overlevenden en daarna een café waarin een onvoorstelbaar gevoel van gelukzaligheid heerst. Dit laatste doet me denken aan het toneelstuk 'De gebroken dromenlaan' van Willy Minnen en het kortverhaal van Charles Bukowsky, getiteld 'Nirvana'.

Ik geloof dat de opzet van dit essay nu wel duidelijk zal zijn. k wil neerpennen wat ik denk/hoop/betwijfel wat er mij te wachten staat. Het ontwerpen van hiernamalen (is dat zelfs een woord?) is iets dat al millennia aan de gang is, puur omdat een compleet einde van het eigen leven en dat van een ander te gruwelijk is. Het moet verdergaan, al is het dan maar ergens anders. En zo ontstaat dan degene zijde in de geest van de mens. En als je er dan nog ineens een toegangsticketje in de vorm van een goede ziel aan vast hangt, kun je er een moraal en levensinvulling erbij nemen. Dat is pas marketing.

Nu, als dit concipiëren van een hiernamaals zo universeel bleek in de geschiedenis, vanwaar komt dan die neiging tot vereenmaliging van het leven in het Westen?
Het wegvallen van de godsdienst in het leven van veel mensen heeft daar ongetwijfeld mee te maken, maar een andere reden is de veiligheid van onze maatschappij. Natuurlijk is er nog gevaar. Dutroux, Ronald Janssens, auto's, drugs aller handen en ik kan nog wel even doorgaan, maar we voelen het niet. We zitten niet met de angst voor dagdagelijkse zaken en door de vooruitgang in de medische zorg is dood een heel occasioneel gebeuren geworden. Het is niet meer de steeds nakende dreiging van vroeger. We staan er verder vandaan en dus ook van het nadenken over de dood, diens gevolgen en wat er mogelijk op volgt. Om misschien toch nog even kort terug te komen op godsdienst en dan ook voornamelijk het verlies en afwijzen van haar transcendentale elementen van religie. Door het verimmanenten van de ganse werkelijkheid wordt de angst niet meer verzacht door een bovenstaande heil. Het resultaat is dat de mens zijn angst met een immanent element moet verzachten. Zo is onze haast manische en obsessieve liefde voor jong en jeugd tot stand gekomen (als extreme uitbouwing van de biologische aantrekking tot de beginperiode van geslachtsrijpheid).

Een 4de reden (verlies van godsdienst, jeugd-obsessie en vermindering van gevaar en nakendheid van de dood als de 3 vorigen) is een simpele, maar filosofische en humanistisch zeer schrijnende reden. We hebben geen tijd meer. De maatschappij is te gejaagd en vervuld met afleidingen om nog te kunnen doorgaan op diepere zaken. Daarom moeten we het maar stellen met 'het voorgekauwde niets' (misschien een betere titel voor dit essay) en als je verstandig en intellectueel wilt lijken, wordt het eten wat de pot schaft. We zijn tolerant tegenover godsdienstige en spirituele houdingen, maar hebben er automatisch een argwanende en afwijzende houding tegenover, ook al verspreidt een dergelijke houding misschien een ethisch en esthetisch mooier beeld van de mens, zijn leven en de wereld.

Hoe verklaren we de wereld nu dan? Door de wereld. Hoe verstaan we haar? Niet, ze is slechts een gebruiksvoorwerp dat we nog helemaal moeten vatten, gelijk het nieuwste model van 'wie-weet-wat' van het merk 'amehoela' met zijn nieuwe functies waaronder de aardbijenontpitterstand en de conferentiecentrumrestauratiefunctie. En in aanschijn van dat licht, vraag ik onze atheïstische vrienden een systeem te ontwikkelen dat verder gaat dan “ge moet er maar mee leren leven.”.
Ik vlieg hier nu best uit tegen het atheïstische denken, maar ik sta natuurlijk niet zo vijandig tegenover haar denkers. Ik ben voor zolang ik me kan herinneren ook een atheïst geweest, met hier en daar een ijdele sessie van bidden. Ik ben het in zekere zin nog steeds, hoewel ik de laatste tijd een nieuw wereldbeeld ben beginnen ontwerpen, blijft er een niet-gelovig denken aan me knagen (kind van m'n tijd, denk ik dan). Ik haat atheïstische denkers dus niet, maar ik stel me wel vragen bij hoe humanistisch het is de nietigheid van de mens zo centraal te stellen.

Nu terug naar het onderwerp: de gene zijde. Wat als ik sterf? Wat als mijn lichaam het begeeft, mijn hart haar laatste slagen doet, mijn longen voor de laatste keer leeglopen en mijn hersenen hun laatste neurotransmitter afvuren? Wat dan? Wat ik al vast niet verwacht is een hemel in de christelijke zin. Geen transcendent pretpark moet een bord waarop staat: “je moet minstens zo gelovig en goed zijn geweest om binnen te mogen.” Het idee van reïncarnatie kan me spijtig genoeg ook niet overtuigen. Dat brengt ons bij het idee van voorouders die nog in de natuur aanwezig zijn en over ons waken. Dit is de visie die het meeste bij de mijne aansluit.

Er blijft inderdaad iets van ons over. Zal ik het een ziel noemen? Een levensgevend principe, ons goddelijk geschenk? Dat kan ik doen als ik het herdefinieer, maar de christelijke definitie en diens semantiek zullen er steeds doorsijpelen.

Dus tijd voor een neologisme (Jeej! Tijd voor nog een momentje van eigenheid!) Ik noem het...de passionele contemplatio. Het is een denkend bewustzijn dat niet wordt geweigerd vanwege vorige acties of gedachten. Het wordt met hen geconfronteerd en gedwongen over hen na te denken. Zo ontstaat wat men straffen en belonen noemt, maar niet meer aan de hand van een wetboek, maar door zelfreflectie en het inzien van de gevolgen van de eigen daden. Dat verklaart het contemplatio-gedeelte. Het passionele gedeelte ligt in het feit dat er niet één omvattend vorm van geluk domineert. Alle emoties die we hier ervoeren, passeren ook daar de revue: liefde, haat, spijt, trots,...al deze emoties vloeien nog door ons heen, maar dan hebben we de tijd ze ten volle door ons te laten stromen en ze in al hun complexiteit te onderzoeken. Zo komt er er de zuiverste vorm van emotionele belijdenis, iets wat onbereikbaar is in de gedwongen vluchtigheid waarin we ze op dit niveau ervaren. Het is niet enkel de herinnering aan ons eigen leven dat deze emoties oproept, maar ook aan dat van hen die nog hier zijn. We beschouwen de verdere daden en levens van onze nabestaanden en leven met hen mee. We zien in onze invloed op anderen en hun leven in.

Nu komt er nog een belangrijk aspect: lichamelijkheid. Is er een vorm van lichamelijkheid in het hiernamaals? Lichamelijkheid is een belangrijk element in de visie op een hiernamaals. Het toont veel over de houding t.o.v. aardse lichamelijkheid (hoewel 'aardse' hier een gevaarlijk adjectief is). Of zij zondig is of niet, of zij noodlottig is of veranderd mag worden, wanneer zij ideaal is en wanneer lelijk. Dus hoe zie ik lichamelijkheid en a fortiori lichamelijkheid in het hiernamaals? De idee dat de lichamelijkheid verwerpelijk is, is op zich verwerpelijk. Een onlichamelijk bestaan is een half bestaan. Er zijn zoveel zaken die we echt moeten missen als we ons lichaam wegcijferen. Het is een bron van leven en geluk. Hoe moeten we dan leven met het aftakelen? Dankbaar, eervol en des te verzorgender. Dankbaar voor het gebruik, het hoogtepunt en het genot te hebben mogen ervaren, maar nooit kleinerend of haatdragend. Zoals ik zei is een onlichamelijk bestaan een half bestaan, dus dan zou ook een onlichamelijk bestaan in het hiernamaals maar half zijn. Dat zou gewoon een te groot probleem vormen. Het vorm eveneens een probleem om de passies zonder meer los te schakelen van de het lichamelijke. Seksualiteit, blijdschap, verdriet en nog zoveel andere passies hebben psychosomatische karakters. Tranen werken verlossend en lachen is aanstekelijk. Ik zie een onlichamelijk hiernamaals als iets gruwelijks en daarom verwacht ik ook lichamelijkheid in het hiernamaals.

Waarom heb ik dan een geestelijk/abstract idee zoals de passionele contemplatio vooropgesteld als onze bestaansvorm in het hiernamaals. Omdat in het hiernamaals onze focus kan verschuiven naar dit contemplatief zijn, doordat de vergangelijkheid van het lichamelijke ons niet meer in de ogen staart. Onze bezorgdheid over gezondheid, conditie, lichamelijke esthetiek en alle andere domeinen van de persoonlijke en maatschappelijke houding t.o.v. het lichaam vallen weg. Nu is de vraag hoe de genezijdse lijflijkheid (om eens een ander woord te gebruiken) zich concreet toont. Het lichaam dat ons daar 'ter beschikking wordt gesteld' is perfect in nut, maar identiek aan hetgene dat we nu hebben qua esthetiek. Een been dat verloren is, 'komt terug', maar een moedervlek of 'onaantrekkelijke' neus wordt niet gecorrigeerd (afschuwelijk woord voor zo'n zaken). Ook mensen met een beperking zullen hier last meer van ondervinden in het hiernamaals. Onze genezijdse lichamelijkheid zal dus perfect zijn in nut, maar 'onvolmaakt' qua esthetiek.

Aangezien we een bewustzijn en een lichaam hebben, kunnen er dan niet gelijkaardige situaties ontstaan zoals in dit leven, waarbij ik doel op onderdrukking, racisme, pesterijen,...? De kwestie van racisme zal op twee manieren ongelooflijk bemoeilijkt worden: door de evidente gelijkheid in het hiernamaals en doordat er geen gronde meer is waarop een groep de ander zou kunnen benadelen, in gevaar brengen of in 'het domein' van de ander kan 'binnendringen'. Onderdrukking wordt bemoeilijkt door de vrijheid van levensmiddelen en het gebrek aan structuren die onderdrukking mogelijk maken. Pesterijen hun beperkende factoren zien we eveneens in de evidente gelijkheid en in het besef dat elke vorm van onderwerping nutteloos is geworden en eveneens de sociale/maatschappelijke structuren die pester en gepeste bijeenhouden ontbreken.

Het is me opgevallen dat ik hier nogal negatief sta t.o.v. dit leven overkom. Laat ik snel even zeggen dat dit niet zo is. Dit leven is eveneens een geschenk, iets waarvan genoten moet worden en geliefkoosd en bescherm moet worden, desalniettemin heeft ze noodzakelijke elementen die tevens bron zijn voor kwaad-lijden en goed-geluk.

Het belangrijkste element is de nietigheid (dat ook het element eindigheid omvat). Het is door ons besef van de nietigheid dat we zijn beginnen nadenken over eeuwigheid en grootsheid, moest dit besef er niet zijn dan waren waren die twee automatisch gegeven (principe van de uitgesloten derde van Aristoteles). De mens moet zichzelf groot maken en daar de eerste stap van is samenleven, een verband vormen dat bestaat uit nietige mensen, maar hen overstijgt. Zo ontstonden de gemeenschapswaarden, om iets boven ons te stellen, een gemeenschappelijk doel dat ons betekenis zal geven als groep en ons eveneens helpt overleven als groep. Wanneer iemand zijn eigen grootsheid boven die van de groep stelt, dan wordt deze gestraft (hubris en de bestraffing). Dit streven naar niet-nietigheid zien we in de politiek, de kunst, het denken en zelfs het meest basale sociaal contact. Het Romeinse keizerrijk, het rijk va Alexander en de middeleeuwse monarchieën waren stuk voor stuk een persoonlijk of gemeenschappelijk streven naar grootsheid, naar niet-nietigheid. Het is pas wanneer dit streven zo sterk in conflict komt met het streven van hun onderdanen dat de bestaande structuren onvoldoende worden om hen in het gareel te houden en de hubris van de machthebbers bestraft wordt.

Deze combinatie van streven en bestraffing heeft uiteindelijk geleid tot een democratie (hoewel we ons vragen kunnen stellen bij sommige van de hedendaagse structuren -I'm looking at you, Italy!). De democratie is in een opzicht het toonbeeld van de niet-nietigheid en in een ander een herbevestiging van nietigheid. In een democratie wordt iedereen (u weet zelf ook wel hoeveel zout u hierbij moet nemen) gemachtigd mee de staat te vormen, om de grootsheid mee te vormen, maar omdat iedereen hierin participeert en alle stemmen (in theorie) gelijkwaardig zijn, ervaren we die macht niet zoals het ideaal het voorheeft. We krijgen de idee van 'wat maakt één stem nu uit' en 'je kunt er toch niets aan veranderen', maar misschien stamt deze houding uit het individualisme van onze tijd en cultuur, misschien is het beter gesteld in met de niet-nietigheid van de democratie in meer collectivistische maatschappijen. Daar kan ik mij niet over uitspreken.

Hier ga ik mijn historische en antropologische analyse o.b.v. het nietigheidsprincipe stopzetten om geen 2de 'Synthese' te krijgen. Het enige dat ik nog over het onderwerp ga zeggen is dat ik de nietigheid niet als exclusief negatief zie. Ze staat mee aan de bron van de geschiedenis van de mensheid en drijft de mens naar grootse daden, slechte en goede. Ze is een intrinsiek deel van het mens-zijn en door ons bewustzijn ervan, motiveert het ons zo veel mens te zijn als we kunnen. Een van de grootste middelen voor de niet-nietigheid te bereiken is het hiernamaals. We wijzen de dood, het onontkomelijke teken van onze nietigheid, af en geloven in een voortbestaan of een herbestaan of een bestaan in een of andere zin.

Zo is een hiernamaals een heilmiddel, maar is het van dezelfde aard als godsdienst en religie? Godsdienst: Nee. Religie: Ja. Godsdienst nee, althans niet godsdienst zoals wij haar nu kennen, e.i.: Islam, christendom, jodendom (wij kennen natuurlijk nog andere godsdiensten maar dit zijn degene die ons idee het meest domineren, iets waar we toch van moeten afstappen als we echt vrij over godsdienst willen praten). Het hiernamaals eist niet van nature een moraal, iets dat we zijn bij de meer traditionele samenlevingen. De ethiek die we zien bij godsdiensten i.v.m. het hiernamaals en hoe daar een plekje te krijgen stamt niet vanuit dat hiernamaals, maar vanuit de essentie en het doel dat de godsdienst aan de gelovige en de heiden toeschrijft. Dit doel wordt dan vaak aan bepaalde voorschriften (rituelen, geboden, verboden) gebonden om de gelovige te tonen hoe dit doel bereikt kan worden. Dit systeem van regels zien veel gelovigen (vooral zij die niet de kans krijgen een meer contemplatieve geloofsbelijdenis te beleven of mensen die niet zo zeker zijn in hun geloof of er d.m.v. angst in gejaagd zijn) dat exclusief hiernamaals zien als doel van hun geloof. Jan van Ruusbroeck heeft die de gehuurde dienaars genoemd. Weer zien we hier dus het hiernamaals als heilmiddel maar om dit te verbinden aan een godsdienstig systeem dat een hiernamaals propageert of de voorschriften van die godsdienst is niet gerechtvaardigd.

Hiernamaals = heilmiddel = religie => hiernamaals ~ religie. Tijd om dat eens te verklaren. Misschien ook eens duidelijk definiëren wat ik onder religie versta. De definitie van religie kan wel nogal algemeen zijn, maar dit komt doordat religie een heel algemeen begrip is en een zeker transcendent element in zich heeft. Religie: zn, de ~, -s, een samenzijn met als doel een collectief of particulier belang waarbij men tracht te vluchten van het dagelijkse leven of dat te beïnvloeden. Zo, als dat niet algemeen is, dan weet ik het ook niet meer.
Nu, hoe kan ik dan zeggen dat een hiernamaals een gelijkaardig heilmiddel is als religie? Well, let's start by stating the obvious. Het hiernamaals, het geloof erin, het denken en praten erover zijn als zeker niet dagdagelijks (zeker niet in deze geseculariseerde maatschappij). Dan komt het accident collectief. Het geloof in één hiernamaals voor één enkel individu lijkt mij niet ondenkbaar (ik bedoel, dat heb ik net gedaan), maar wel enigszins ondraaglijk en uitermate nefast voor dit leven. De competitiedrang en de constante intense zelfbeoordeling zouden geluk bedwingen en de mens in een zelfontworpen gevangeniscel gooien waarin hij zijn vrije handelen ketent aan de maatstaven van de groep, want zij zal vastleggen welke eigenschappen tot het Ene Hiernamaals leiden, ziet u, een hiernamaals wordt aan moraliteit gebonden, wanneer zij exclusief wordt.

Maar wat dan met een Een Hiernamaals (EH) dat een willekeurig iemand geniet, een contingent voortbestaan? Je hebt (binnenkort) een 1/10.000.000.000 kans om na dit leven nog verder te kunnen gaan, dus...Waarom dan nog moeite doen? Een dergelijk CEH/ECH (whichever takes your fancy) brengt de mens eveneens tot een immanent frame en zet ons weer gevangen in het dagelijkse leven en kwalificeert dus niet als een religie (zwak punt -> volgens mij definitie), maar kwalificeert het als hiernamaals? Ja, alles dat een leven na het deze inhoudt is een hiernamaals, maar hier zien we weer dat rationaliteit soms strookt met de mens, want hoewel we de waarheid van de stelling inzien, is er de neiging om het hiernamaals te collectiviseren, iets wat net voortvloeit uit het heilzame van het geloof in het hiernamaals, want zo leven onze naasten en ook wij voort en is de dood niet meer de onvermijdelijke bekroning van onze nietigheid en in deze aardse wereld kan ik wel wat heil gebruiken.

Life is for living, the afterlife is for thinking it all over again -WM-

Picadilly Notebook Entry #11

19/04/2011 Geef me wat heil

Een god heb ik niet nodig
Een messias, laat dat maar uit.
Ik ben geen mens voor hypes
En al helemaal niet voor volgen.

Rituelen zijn zo saai
En gebedjes is maar wat ijdel geprevel
Geef mij maar een feestje op vrijdagavond
En een warm bed op zondagochtend

Priesters zijn te proper
En rabbijnen zijn te saai
'Zonden' maken dagen goed
En wijs zijn is te veeleisend.

Laat me maar leven zonder kracht van bovenaf
Zonder Communie, Rammadan of Sabbat
De zondige zon schijnt stralend zoet
En tradities kunnen gebroken worden.

Maar ik leef in immanente vreugde en aards verdriet
Zonder doel of zin
En leven naar het eind der einden
Dus geef me alsjeblieft wat heil.

Picadilly Notebook Entry #10

19/04/2011 In hindsight

I've thought it all through now
The truths I've been told
All the lies to which I did bow
And the principles I've sold

You'll grow old and join me
But hang on untill then
In the way you used to be
Until it's time to change again

I guess it's mostly time well spent
The laughter and the tears
Keep on switching until you're old, worn and bent
When you face the last of all fears.

But don't worry, my friends and lovers,
The world keeps on turning
As your ever-sleeping body lies under the starry covers
Mankinds passions will keep on burning

You'll learn about the mistakes you've made
When you see the lonesome night
And you'll remember all the cards you've played
The love, the hate and the understanding will show their value in hindsight.

donderdag 21 april 2011

Jaloezie

Het lijkt erop dat ik tegenwoordig ook verzoekjes aanneem. Ben ik dan een intellectuele prostitué die zijn woorden verkoopt voor de sympathie van anderen? Ach ja, dat is stof voor een andere keer. Goed, tijd voor m’n eigenlijke tekst. Ik hoop dat het u bevalt, Lize.
Genegenheid, vertrouwen, een verlangen naar eenheid, opoffering , sympathie en passie. Wat is liefde toch wonderlijk (wanneer we niet denken aan het feit dat het gewoon een paar chemische reacties zijn). In het oude Romeinse Rijk werd liefde een tijdelijke vorm van geestesgestoordheid genoemd. Waarom? Omdat liefde alles behalve rationeel is. Het druist tegen zoveel wetten van de natuur in. De man kan zijn zaad niet verspreiden en zorgt dus voor een klein aantal kinderen. De mens bindt zijn dominantiedrang in om zich naast een ander te zetten. Hij verliest zijn rationaliteit en ziet alles in de zin van zijn relatie (in ieder geval toch in het stadium van de verliefdheid). Ondanks het feit dat hij zich naast de ander heeft geplaatst ziet hij zijn partner toch als zijn bezit. Hij verwacht dat zij zijn vertrouwen niet beschaamt door met een ander het bed te delen. Maar waar slaat dat allemaal op? Als de natuur één ijzeren regel heeft dan is het wel het in stand houden van de soort. En gebonden aan één persoon is niet echt de perfecte manier om dat doel te verwezenlijken.

Dus waarom hechten we dan zoveel belang aan die trouw? Paradoxaal genoeg ook de natuur. De mens is een zwakke soort, punt. Geen gezever. De mens is een zwakke soort. Onze pasgeboren kinderen zijn compleet weerloos en blijven dat nog jaren zo, terwijl bij andere dieren het slechts enkele maanden duurt voor het kind zelf zijn eten kan zoeken. Het enige dat ons niet doet verdwijnen in de annalen van de uitgestorven diersoorten is dat we handig zijn. We kunnen overweg met steen, staal, water, vuur en vanalle andere materialen. Maar als het aankomt op ons lichaam zijn we alles behalve sterk. We hebben dus elkaar nodig om onze kinderen te helpen leven. Daarom dat we bij elkaar blijven en daarom dat we zoveel belang hechten aan trouw en vertrouwen. Het bestaan van ons nageslacht hangt daar grotendeels vanaf.

En met dat in gedachten kunnen we jaloezie verklaren. (en daat gaan we, Lize) Jep, jaloezie. Nog zo’n kantje dat we graag vergeten. Net als wantrouwen, obsessie, pijn en zelfvernietiging. De kanten van de liefde die we graag vergeten, tenzij we onlangs gekwetst zijn, dan zijn het de enige kanten van de liefde die we zien. Alles in het leven heeft een dualiteit. Goede en kwade kanten en zelfs die kanten kunnen we analyseren. Dus tijd om dat eens te doen, zou ik zo zeggen. Het onderwerp van vandaag: Jaloezie. Maar voor we dat deftig kunnen doen, moeten we eerst definiëren wat jaloezie is. Aangezien ik te lui ben om mijn woordenboek te gaan halen, heb ik Van Dale Online gebruikt. Wanneer we jaloezie opzoeken op Van Dale Online, dan krijgen we: het jaloers-zijn. Wauw...dank u Van Dale. Tegen alle regels van de logica in, gebruikt Van Dale het woord jaloers in zijn definitie van jaloezie, dus heb ik dan maar jaloers opgezocht.

 ja·loers bn andermans geluk, bezit enz. benijdend; afgunstig

Dat is een goede definitie. (applausje voor Van Dale) Er zullen mensen zijn die zeggen dat wantrouwen ook bij jaloezie hoort als we het zien in de context van liefde. Dat zie ik niet echt als waar. Toegegeven, die twee komen altijd samen voor. Maar ze zijn twee verschillende dingen. Daarom dat we ook enkel jaloers kunnen zijn. Met deze definitie ga ik dus aan de slag gaan. Maar ze is nog niet volledig. Er zijn enkele varianten van jaloezie. Tijd om ze even op een rijtje te zetten (of kolom, whatever takes your fancy):

Materiële jaloezie op basis van noodzakelijkheid
Materiële jaloezie op basis van luxe
Jaloezie op basis van aandacht (relationele jaloezie)
karakteristieke jaloezie

Ik heb materiële jaloezie opgedeeld omdat deze moet beoordeeld worden naar de situatie. Materiële jaloezie op basis van noodzakelijkheid (of majano) is de vorm van jaloezie met de meeste invloed op minderbedeelden. Het gaat om jaloezie over levensmiddelen. Water, voedsel, geld, macht en zelfs behuizing zijn een groot probleem voor veel mensen. Uit die situatie ontstaat de meest begrijpelijke jaloezie en het is ook de vorm waaraan we tegemoet moeten komen. De mensen hebben hulp nodig en het is een hulpkreet die niet genegeerd mag worden. De geschiedenis is getekend door majano (Franse Revolutie, Amerikaanse Revolutie, Belgische Revolutie, Socialistische Revolutie -da krijgde dus na een jaar naturalisme op uw bord gekregen te hebben, ge gaat alles linken aan de socialisten. Indoctrinatie noem ik da!-)

Onze volgende vorm van materiële jaloezie wordt afgekort tot majalu en is misschien beter gekend als verwendheid, want ja, dat zijn wij midden- en hogere klassers bijna allemaal. We willen allemaal wel iets en soms zelfs iets dat geen enkel praktisch nut heeft, zoals een discobal, een armband, videospellen of een stretchring voor in onze oorlel. Ook jaloers zijn op iemand zijn uiterlijk valt hieronder, aangezien dat niet gaat om iets dat noodzakelijk is om te overleven, tenzij het over een aspect gaat dat gebonden is met de gezondheid (overgewicht, bepaalde ziektes, etc.). Jaloezie op basis van uiterlijk wordt ook sterk cultureel bepaald. Als het puur gaat over de esthetiek van het lichaam dan ligt het fundament van die jaloezie in het schoonheidsideaal van de maatschappij. Majalu in al zijn aspecten is een teken van onderappreciatie. “The only things that you can see, is all that you lack” - Tom Waits- Ja, majalu. De vloek van het kapitalisme. Natuurlijk heb ik mij ook al schuldig gemaakt aan deze vorm van jaloezie en meer keren dan dat ik me kan herinneren.

Vorm #3 ga ik even overslaan want die vergt serieus wat uitleg en ander gaat het nogal vreemd zijn als je ontdekt dat er nog een vorm achter komt.
Goed, karakteristieke jaloezie dus. Deze jaloezie is gericht op karaktereigenschappen en mentale mogelijkheden van iemand anders. Intelligentie, charme, inzicht, literaire aanleg, muzikaliteit en levensvreugde zijn allemaal eigenschappen die ik al heb beneden en vaak nog steeds doe. Er is niets mis met deze vorm van jaloezie, tenzij hij voortvloeit uit een laag zelfbeeld, want dan kan het dat zelfbeeld bevestigen.

De laatste vorm staat voor veel mensen op de eerste plaats. Hij leent zich uitstekend voor zowat alle genres van de literatuur, de muziek en de beeldende kunst. De band tussen liefde en relationele jaloezie van niet weg te denken. Er zijn meesterwerken gemaakt, puur op basis van die band. Of het is een driehoeksrelatie of de jaloezie van een buitenstaander. De jaloezie omvat verlangen, bezit, dominantie, passie, woede, verdriet en het duistere van de mens. Ze is gewoon zo tekenend voor de beleving van de liefde. Maar in de literatuur, muziek en beeldende kunst zijn het altijd erg extreme vormen, maar we komen ze heel vaak tegen en dit vooral bij nieuwe relaties. Het is een automatisme dat we moeten zien te overwinnen en als het daar ontstaat er een gevoel van trots en opluchting, want het besef dat men dat gevoel moet overwinnen is essentieel voor de relatie, voor de vrijheid en voor de mentale gezondheid van beide partners. Relationele jaloezie staat namelijk altijd op de rand van de obsessie. Dit komt (in mijn kleine wereldje) doordat dit een erg interactieve vorm van jaloezie is. Hij/Zij die jaloers is uit zijn frustratie, wat dan meestal stuit op onbegrip en/of verwarring bij de ander, wat zorgt voor frustratie bij de ander, wat er voor zorgt dat de eerste in woede wordt genegeerd, waardoor er nog meer jaloezie ontstaat op basis van aandacht. Zo komt men in een neerwaartse spiraal terecht. Relationele jaloezie heeft ongelooflijk veel invloed op personen, maar is vaak erg onbenullig op maatschappelijk gebied, tenzij de jaloezie tot uiting komt in publieke acties. Hopeloze speeches, openbaar geweld en misschien zelfs oorlog hebben impact op de samenleving maar komen niet vaak voor. Jaloezie op basis van aandacht is niet gebonden aan amoureuze liefde. Ze is ook aanwezig bij vriendschap en familiale relaties. Het gaat gewoon om een verlangen naar aandacht van een specifieke persoon dat niet vervult wordt. Het probleem dat als de relationele jaloezie ontstaat binnen een gezin dat dit ongelooflijk nefast is voor de opvoeding en ontwikkeling van het kind. Er ontstaan problemen met het aangaan, opbouwen en onderhouden van relaties (bindingsangst, verlatingsangst, etc.)

Ik heb in het begin jaloezie en wantrouwen van elkaar gescheiden. Misschien wordt het eens tijd om die scheiding meer verfijnd te verklaren. Er zullen veel bevolkingsgroepen zijn die jaloers zijn vanwege een gebrek aan levensmiddelen, maar vaak gaat dat niet gepaard met een wantrouwen tegenover mensen die welgesteld zijn. Vaak proberen zij net meer contact te hebben met deze mensen om zo hun levenssituatie te verbeteren. Bij majalu is er geen reden tot wantrouwen, aangezien men voldoende middelen heeft om een aangenaam leven te leiden. Bij karakteristieke jaloezie is er zo goed als altijd een veridolisering van de persoon in kwestie. Die aanbidding haalt wantrouwen weg, want onbetrouwbaarheid is een negatief kenmerk.
Dan rest mij enkel nog relationele jaloezie. Net zoals bij de definities is dit de lastigste. Als ik nog maar wil beginnen met de scheiding uit te leggen, stuit ik al op de algemene gedachte en de universele ervaring dat relationele jaloezie en wantrouwen onafscheidelijk zijn. Eerlijk gezegd kom ik ook in een conflict. Mijn ervaring leert mij inderdaad dat deze 2 innig met elkaar verweven zijn. Hoe kan ik iets verklaren, als het mijzelf verwart. Denken en opdelen, dat is mijn oplossing. (Nuancisme is born).

Relationele jaloezie en wantrouwen, hoe hen te onderscheiden... Zoals ik relationele jaloezie oorspronkelijk benoemde is het jaloezie o.b.v. aandacht. Dat is iets dat niet per sé moet samenvallen met wantrouwen. Je kan jaloers zijn op de beste vriend/vriendin van je geliefde omdat hij/zij beter om kan gaan met je geliefde of omdat je partner schijnbaar liever met hem of haar omgaat, maar dat wil niet zeggen dat je die vriend/vriendin of je geliefde wantrouwt en hen verdenkt van een affaire te hebben. Dit is hetzelfde met relationele jaloezie binnen een gezin, familie of vriendschap. Je kan al eens jaloers zijn dat een familielid meer met je broer/zus/neef/nicht/nonkel/tante/moeder/vader/oma/opa weggaat en hen meer verwend (alhoewel hier majano en majalu weer binnensluipt). Maar ga je dat familielid of de verwende daarom wantrouwen? Dat lijkt me een heel rare hersenkronkel dat je dan aanneemt.

Nu heb ik met twee voorbeelden laten zien dat relationele jaloezie mogelijk is zonder wantrouwen, maar kan ik ook aantonen dat wantrouwen mogelijk is zonder relationele jaloezie? Wat is wantrouwen? Op naar de dikke van dale! (Batman - tune)
wan·trou·wen het; o gebrek aan vertrouwen; achterdocht, argwaan
Een gebrek aan vertrouwen dus. Op naar dikke van dale (Batman – tune)
ver·trou·wen het; o geloof in iems goede trouw en eerlijkheid
Wantrouwen is dus niet geloven in iemand zijn eerlijkheid en goede trouw (zijn wil de band tussen jullie niet te breken). Dit maakt wantrouwen een heel algemeen begrip en dat is het ook. We kunnen veel wantrouwen om veel redenen, ook vanwege de idee (ik wil nog altijd dat 'de idee' het idee wordt) dat onze partner ons bedriegt (met een ander -nutteloze verduidelijking-). Dit geeft wantrouwen een abstract statuut, maar is natuurlijk zoals altijd enkel kenbaar en bespreekbaar in haar concrete vorm. Ik kan enkel wantrouwen bespreken in relatie tot iets, niet wantrouwen op zich. Want wat is wantrouwen op zich? Hoe voelt dat? Het feit dat wantrouwen dus in relatie kan staan met zoveel dingen, wilt ook zeggen dat zij een zekere onafhankelijkheid heeft van die zaken. Op die manier is dus wantrouwen ook onafhankelijk van relationele jaloezie.
Nu dat ik deze jaloezie in hun duidelijke negatieve kanten heb besproken, wordt het tijd om jaloezie eens in een positief daglicht te zetten.

Jaloezie: ay-okay!!!

Jaloezie is de bron van veel problemen, maar ook de bron van vooruitgang. Het is deels door jaloezie dat we ons inzetten om ons hoger op de ladder te plaatsen, iets wat vaak de kans geeft om anderen beter te kunnen helpen (maar dat is iets dat al te vaak wordt genegeerd). Het is een slechte bron van ontwikkelingen aller hande (een slechte en afkeurbare bron, maar een bron niettemin). Het is ook een bron van persoonlijke ontwikkeling. We willen beter zijn of we willen even goed zijn dan iemand die zich interesseert in dezelfde zaken als ons. Zo gaan we ons meer bezighouden met die activiteit/karaktereigenschap om een hoger niveau te bereiken.
Maar is dit niet vooral karakteristieke en materiële jaloezie waar ik nu over spreek? Ja, inderdaad. Maar hoe zit het dan met relationele jaloezie? Hier gebeuren de ontwikkelingen die van de belangrijkste en meest intrinsieke aard zijn, de verandering in het persoonlijke zelf, een existentiële verandering. Als we de jaloezie kunnen overwinnen, dan overwinnen we een bron van lijden die eigen is aan het mens zijn. We zijn in het begin van een relatie haast van nature jaloers op de mensen die veel met onze geliefde omgaan en geen familiale band hebben met hem/haar, e.i. ie mensen die een mogelijke mededinger zijn naar het hart van je partner. Maar wijs ik hier dan niet jaloezie af en prijs ik dan niet de overwinning van jaloezie? Ja en nee. Ik steun hier jaloezie als de bron van deze mogelijke ontwikkeling, maar zie de overwinning ervan nog altijd als belangrijker.

Zo, dat is in een korte bespreking van jaloezie. Ik hoop dat je er kritiek op hebt kunnen vormen en misschien zelfs tot nieuwe inzichten bent gekomen. Zie je graag, Lize.

zaterdag 19 maart 2011

Picadilly Notebook Entry #8

17/03/2011 Eenzaam met God
Deel 3 van het atheïstisch drieluik


Ik ben u nog niet vergeten, God.
Ik heb u nog lief en luister naar uw woord.
Ik lees de Bijbel nog en ken de verzen,
maar lieve God, ik weet niet voor hoelang nog.

Want zovelen kennen u niet meer,
en ik ben bang verstoten te worden.
Ze zijn zo goed in hun woorden,
en hun vrijheid intrigeert.

Zal u boos zijn, Heer?
Als ik mijn pij laat liggen en m'n Bijbel neerleg?
Zal uw toorn mij raken, God?
Als ik stop met bidden en het immanente vereer?

Of zal uw zachte hand nog op m'n schouder rusten,
wanneer ik de armen help en hun lijden deel?
En zal uw licht nog op mij schijnen,
als ik in het donker van de stad verdwaal?

Ik ben U nog niet vergeten, Heer!
Maar dit bidden doe ik voortaan niet meer.

Picadilly Notebook Entry #7

17/03/2011 Schepsel zonder God
Deel 2 van het atheïstisch drieluik

Ik heb me vaak afgevraagd wat ik hier doe,
maar mettertijd leek me dat niet meer belangrijk.
Nu heb ik een wereld die aan m'n voeten ligt.

Ik heb verklaard hoe ze werkt
en heb haar naar m'n hand gezet.

Maar waar het allemaal toe dient,
Moet ik me niet meer afvragen,
Want morgen bedenk ik weer een nieuwe manier om paperclips te maken

Soms vragen ze het wel,
wat ik denk en voel bij transcendent,
maar een antwoord geven wil ik niet,
want een god lijkt me te beangstigend
en een niets voelt zo koud en eenzaam

dus dan vertrek ik liever naar kantoor,
en zeg niets als er iemand doodgaat,
morgen is er alweer een nieuwe dag,
maar wat dat betekent, vraag dat maar aan jouw god

Picadilly Notebook Entry #6

17/03/2011 God zonder Schepping
Deel 1 van het atheïstisch drieluik

Ik heb dit alles gemaakt
uit liefde en macht
om niet meer alleen te hoeven zijn
heb ik hen geschapen

maar de tijd gaat vooruit
en ze werden groter en groter
ik heb ze af en toe moeten straffen,
maar zoals een ouder het betaamt,
ben ik blij ze te zien groeien.

Maar nu hebben ze afgepakt wat ik voor hen heb geschapen
ze hebben het tot hun slaaf gemaakt en gedisecteerd
het is hun speelbal, vol met mensgemaakte wonderen
al wat ik gebouwd heb,
demonteren zij voor hun plezier

dus nu ben ik een god zonder schepping,
leeg en gedachteloos
herleid tot een misschien bestaand iets,
leef ik weer alleen op mijn transcendente vlakte.

Picadilly Notebook Entry #5

15/03/2011 Mijn Probleem met Schrijven

13 pagina's! 13 fucking pagina's heeft 'De Synthese' ingenomen en nog is ze niet compleet. Waarom ben ik dan gestopt? Omdat ik het beu was, punt. Ik was het beu het onderwerp te bespreken en mijn gedachten neer te pennen. Twee van m'n favoriete tijdverdrijven werden me te veel. Waarom? Omdat ze het domein van hobby verlieten en verhuisden naar een dwangdaad die ik niet kon stopzetten voor zij was afgewerkt. Ik heb haar op tijd kunnen afbreken en weet zelfs niet zeker of ik ze überhaupt nog terug zal opnemen. 'De Synthese' begon langzaamaan in te gaan tegen het credo dat op de 3 bladkanten van dit boek staat: "Heb Lief! Wees Vrij! Droom Veel!". Ze begon tegen mijn vrije wil in te gaan, terwijl er veel andere concepten opdoemde aan de gene zijde van 'De Synthese'. Ze werden weggeduwd tot achter de laatste bladspiegel van het essay, een bladspiegel die maar al te graag op zich liet wachten. En van waar dan nu de ironie dat ik dit op dezelfde dag schrijf als de (voor nu) laatste woorden over de religieus-wetenschappelijke synthese? Eveneens mijn credo. Ik heb schrijvn lief, droom vele verhalen en geniet van mijn hervonden literaire vrijheid. En dat is het probleem. Ik raak verzonken in hobby's tot ze het niet meer zijn. En zoals een Gentse schrijver mijn middelbare schoolklas ooit zei: ik wil van mijn hobby niet mijn werk maken, want dan is het geen hobby meer.

Picadilly Notebook Entry #4

25/02/2011 De Synthese

Welkom in de anti-these. Welkom in de tweede fase. These hebben we al gehad en de synthese komt eraan. Om de intellectuele arrogantie (die vaak misplaatst is) te plezieren en anderen kennis te laten maken of ze terug op te frissen, het gaat hier inderdaad om de triade zoals we die zien in de hegeliaanse en marxistische dialectiek. De dominante visie (these), de reactie daarop (anti-these) en de uiteindelijke samensmelting van de twee (de synthese). De these waar wij de reactie op zijn is het geloof in al zijn levensvullende metafysica. De wereld en het leven van de mens konden zin en structuur krijgen vanuit een onbegrijpelijk principe.

Het probleem is niet de belijdenis, het fundamentalisme of de rituelen (zolang deze geen slachtoffers vragen). Het grote gevaar ligt in de manier waarop het geloof wordt onderwezen. De feitelijke en grondige kennis van de geloofsleer wordt haast geheim gehouden voor de 'kleine' gelovige, die de kans niet heeft zich te wijden aan een diepe studie van heilige teksten. Ze moeten vertrouwen op hun priesters, imams, rabbijnen, brahmanen,...op een versimpelde en praktische kennis van het geloof. Dit brengt de religieuze leiders in een bijzondere positie. Zij kunnen iemands levenswijze, wereldbeeld en moraliteit drastisch veranderen, ook onbewust kunnen zij deze invloed uitoefenen. De clerus, (vooral de hoogste) was zich spijtig genoeg bewust van de macht en heeft ze op verscheidene momenten tegen haar eigen gelovigen gebruikt (hoewel we in sommige instanties kunnen twijfelen aan hun 'besef' van hun positie).

Het is tegen dat machtsmisbruik dat de anti-these zich opwerpt. Ze komt op voor autonomie van zingeving en de staat gefundeerd op democratische en humanistische idealen. Maar onterecht vecht zij tegen een metafysische en spirituele interesse. Ze verliest zichzelf in wereldlijkheid, pragmatisme en wetenschap° (schouwend en methodisch). “The immanent frame” (cfr. Charles Taylor)

Ik bekleed de wetenschappen van de eerste graad hier met twee kwaliteiten die, om mijn eigen visie te vrijwaren van kritiek o.b.v misverstanden, om verduidelijking vragen. Voor ik echter de accidenten kan verduidelijken, dien ik ook te verwoorden wat ik onder wetenschap van de eerste graad versta. De wetenschappen van de eerste graad zijn die wetenschappen die “sluitende” antwoorden bieden. Fysica, wiskunde, chemie en astronomie zijn de voorbeelden bij uitstek. Nu zijn dit allen exacte wetenschappen, waardoor de vraag “exacte wetenschappen = wetenschappenvan de eerste graad?” opkomt. Het antwoord is...ja. Vraag 2: “Waarom zei je dan niet gewoon exacte wetenschappen, Willem, jij sexy, slim en verwarrend beest?” Waarop ik zou antwoorden: “Leuk dat je het opmerkt en een goede vraag, jij prachtig en opmerkzaam persoon. De reden is, op de nood aan eigenheid na, dat met deze terminologie het makkelijker is hen te onderscheiden van de andere groepen.” Door deze terminologie kan ik die accidenten die ik heb toegekend aan beide groepen makkelijker differentiëren. Nu de nam van de substantie is verklaard, kan ik overschakelen naar “schouwend” en “methodisch”.

De eerste die aan bod komt is diegene die voor de meeste problemen zorgt bij het scheiden van de graden van wetenschap. De betekenis van “schouwend” in dit essay is niet louter waarnemen, dit zou het doel en de waarde van de wetenschappen van de eerste graad veel te miniem voorstellen en zelfs beledigend zijn. “Schouwend” omvat ook het verklaren van wat men waarneemt, of toch op z'n minst een zoeken naar de werking ervan. Dit verklaren en het zoeken ernaar zijn de essentie en de opzet van de wetenschappen van de eerste graad. Zij slagen in dergelijke mate in die opzet dat zij zelfs in sommige gevallen vrij exact kunnen voorspellen wat in een nieuwe, doch aan een vorige gelijkaardige, situatie zich zal ontwikkelen en zelfs nieuwe zaken kunnen creëren (in de zin van materialen benutten). Hoe dit verklaren verschilt van wat ik later verstaan noem, zal ik uitleggen wanneer ik bij “verstaan” uitkom.

Accident #2: “methodisch”
“Methodisch” gebruik ik hier in de zin van “langs een vast werkwijze zaken verduidelijkend”. Dit wil echter niet zeggen dat deze werkwijze voor alle wetenschappen van de eerste graad (vanaf nu terug bekend als wetenschappen° -want ik ben het ondertussen wel beu om heel de benaming te moeten schrijven-) dezelfde is, dit is dan ook onmogelijk door de objecten die ze onderzoeken. Wiskunde kan niet empirisch te werk gaan en fysica kan moeilijk de natuurwetten vaststellen zonder deze aan de werkelijkheid te toetsen. Wel moet men om verder te bouwen aan de kennis van een welbepaalde wetenschap° de methode volgen die op voorhand is vastgelegd en voortvloeit uit de axioma's die erin zijn vastgelegd (hoewel die axioma's gebroken kunnen worden -zoals Einstein deed-).

Nu dat ik wetenschappen° heb besproken, moet ik nog de anderen duiden. Er zijn nog 2 groepen waarin ik de wetenschap verdeel: wetenschappen van de tweede graad (wetenschappen ²) en de mediërende wetenschappen (wetenschappen~). Van deze twee zal ik eerst wetenschappen² bespreken.

Een duidelijkere benaming is de meta-wetenschappen. Deze disciplines houden zich op het eerste gebied bezig met hun eerste graadse of mediërende tegenhangers. Meta-taal handelt over taal, meta-ethiek over ethiek.

Er is een domein dat deze logische verhouding negeert, namelijk de metafysica. Ze negeert deze houding in de zin dat ze niet handelt over de wetenschap° fysica als een systeem dat onderzocht moet worden. De reden van het overslaan van deze primaire functie is te vinden in de Oud-Griekse betekenis van het woord fysica (physis). Natuurlijk was dit niet oorspronkelijk de benaming voor de natuurwetenschappelijke discipline zoals we die vandaag kennen, of zelfs voor een basisvorm ervan. Physis was voor hen, wat Natuur is voor ons. Dat wat de mens niet controleert. Deze definitie is natuurlijk voor beide termen heel onvolledig. Natuur en physis houden ook de drijvende kracht achter ontstaan, groei en vergaan in, de elementen en zelfs de veranderingen die dood materie ondergaan in. Het is dat wat de wereld en het universum tot een bewegend organisme vormt. De 'fysica' in metafysica slaat dus terug op deze inhoud en niet op de naam van de wetenschappelijke discipline, waardoor we kunnen zeggen dat fysica° en fysica² hetzelfde onderzoeken, maar vanuit een ander uitgangspunt en met een ander doel.

Het is ook in het oog van deze twee dat ik de kwaliteiten van wetenschappen² zal bespreken: “plaatsend” en “controlerend”. Ik ga beginnen met “controlerend”, aangezien die om minder duiding vraagt.

“Controlerend” zijn wetenschappen² want zij zien dat hun eerste graadse en mediërende tegenhanger legitieme termen en denkwijzen hanteert. Wetenschap² zorgt op die manier dat er geen dwalingen gebeuren (zolang zij die opmerkt en zelf niet dwaalt).

Zo, dat was lekker kort. Dat mag ook al eens. Anders heb je te veel kans veel te ver van je onderwerp te gaan. * Kuch * * kuch*

Nu we bij “plaatsend” komen, kan ik terugschakelen naar het initiële onderwerp van dit essay: de religieus-wetenschappelijke synthese. De wetenschappen² zijn “plaatsend” in de zin dat zij wetenschappen° een rol geven in het leven en de wereld (de laatste eeuwen hield dit technologische vooruitgang in). Ook is zij “plaatsend” omdat ze de wetenschappen° in een wetenschappelijk systeem integreren (het idee van onderscheid, rationalistisch of empirisch denken).

Zoals metafysica een uitzondering was bij het bespreken van de primaire functie van wetenschappen², valt zij ook hier in een unieke rol (waarom ook hier? Omdat ze dezelfde is tiens). De controlerende functie is haast onbestaande (iets wat ik later nog tot op zekere hoogte zal moeten tegenspreken, bedenk ik me nu). De metafysica haar belangrijkste functie is de plaatsende. Ze doet dit echter niet met de wetenschappen° tegenover elkaar, maar plaatst de disciplines en hun objecten in een verstaanbaar en zingevend systeem. Het is daarin dat het belang van de metafysica duidelijk wordt.

Dat wat de godsdienst kenmerkt, is net een dergelijk metafysisch zingevend systeem. Dat is waar zij haar kracht uit put (evenals elke vorm van religie). Dit wilt echter niet zeggen dat een metafysisch denken sowieso een deel is van een godsdienst of religie. Ik kan er radicaal verschillende ideeën qua zingeving dan mijn omgeving op nahouden en waarin een god niet van toepassing is (gras zien groeien = zin van het leven).

Om nu terug bij het initiële onderwerp te komen, wetenschappen² is in verval. Hiermee wil ik niet zeggen een moreel of kwalitatief verval, maar de aandacht die er aan gegeven wordt lijkt een neerwaartse spiraal gevangen te zitten. De vooruitgang die zich ontwikkelt op het niveau van wetenschappen° is mogelijk door de rationaliteit, die een sterk zingevend systeem in de weg staat, omdat een objectief deductieve/inductieve zingeving heel sterk bemoeilijkt wordt, daardoor wordt er weer meer aan de rationaliteit gegeven. Deze grotere aandacht wordt dan weer beloond met wetenschappelijke vooruitgang. Zo verdwijnen de meta-wetenschappen uit het intellectuele oog.

Een van de domeinen van wetenschappen~ die eveneens schade ondervindt is ethiek, wat in mijn ogen sterk met zingeving verweven is. Zo worden 2 zaken die inherent zijn aan de menselijke beleving (en misschien zelfs aan de mens zelf) onderdrukt. En het op z'n freudiaans te zeggen:
die onderdrukte vraag naar zingeving zal exploderen in een (fysiek) agressieve uitbarsting, in een eis naar zingeving, die niet genegeerd kan worden. Die eis zal het tijdperk van de synthese inluiden. Wetenschappen° en rationaliteit zullen hun dominantie moeten afstaan en terug plaats moeten maken voor wetenschappen², zingeving en religie. Deze religie moeten we niet zien in de zin van een godsdienst. Ik zie dit dan ook haast als een onmogelijkheid.

God is dan ook een manier om een groot deel van de onverklaarbaarheden (onverklaarbaar in de periode voor wetenschappen° voldoende waren ontwikkeld) enigszins te 'verklaren'. Doordat dit nu op een meer sluitende en concrete manier is gebeurd, verliest god als verklarend iets veel waarde en dus ook god in het algemeen zijn nut sterk ingeperkt ziet, misschien zelfs tot op zo'n niveau dat hij haast nutteloos wordt. God zou dan als zingevend element optreden, maar ik vrees dat onze immanent frame zulk transcendent bewustzijn toch te sterk in vraag zal stellen, mede versterkt door onze rationaliteit.

Zoals u hier merkt stel ik geen angst of afkeer van de rationaliteit, maar een rationeel denken dat delen van de wereld verklaart. Om een religie te funderen die zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid staat (wat op zich een moeilijke taak is doordat religie zich maar al te vaak voedt op elementen die van nature illusoir zijn -idealen, emoties, valse theorieën-).

Hoe zullen deze twee zaken zich dan verhouden binnen de synthese? Zoals ik zei is er een nood aan een zingevend systeem, iets dat de belangrijkste zaken van ons bestaan een betekenis geeft en ons gemoedsrust biedt (iets waar filosofie 90% van de tijd razend inadequaat voor is omdat we het uiteindelijk toch in vraag moeten stellen als we een goede filosoof willen zijn – op de logische en wiskundige waarheden na-) Nu is de vraag hoever we rationaliteit (met zijn onttoverende kwaliteit) laten inwerken. Het antwoord is: laat haar maar doen, zolang zij de ethiek, de mediërende wetenschappen (Ja! Ik weet het! Moet ik nog uitleggen! Wacht maar gewoon! Zagemens!) en de zin van het persoonlijke leven. Ik weet dat deze houding nogal controversieel is, daarom zal ik ook duiden vanwaar ze komt en nuanceer ik het conflict emotie – rede dat die met zich meedraagt.

Rationaliteit heeft, zoals hierboven vermeld, een onttoverende kwaliteit (-begrip gestolen van Max Weber en een beetje Marcel Gauchet-) en dat is destructief voor het eigenlijke doel van die domeinen. Het is ook haast onmogelijk om van een uitsluitend rationeel wereldbeeld het leven een zin te geven, door het nietige en het irrationele aspect van het leven, een zin te geven aan iets dat wordt beleefd in een atmosfeer van tijdelijkheid en emotionaliteit. En hoe bepaal je goed en kwaad ten aanschijns van een onbewuste werkelijkheid die zoveel opties openlaat voor wat elk dier vooruithelpt en wat voordelig is in the bigger scheme of it all? En hoe laat je iets domineren in een domein dat zich per definitie van zulke dominantie afkeert?

En nu kan ik er niet meer omheen. Ik moet de mediërende wetenschappen nu wel definiëren. De mediërende wetenschappen zijn die wetenschappen die een gelijkaardig systeem als wetenschappen° werken, maar die mee een belijdende structuur geven aan het leven en hen helpen met hun persoonlijke leven. De mediërende wetenschappen (wetenschappen~) omvatten geschiedenis (waartegen het heden een plaats krijgt), sociologie (om samenleven te kunnen vatten en enigszins te leiden -ook politiek valt hieronder-), kunst (de naam wetenschap is hier misschien wat ongepast en precair) en psychologie (dat ons mee helpt ons handelen en voelen te begrijpen).

En weer kan die opmerkzame vraag opdoemen of ik niet gewoon menswetenschappen ben aan het opnoemen. Awel ja! Eigenlijk wel. Dus, beste Willem, is dit dan geen conflict tussen exact en humaan (wat in de context van dit essay een mooie dichotomie vormt). Nee, want de rationaliteit die zo bevorderlijk werkt voor de exacte wetenschappen is langzaamaan de humane aan het infiltreren en zo de hel(p)ende factor aan het beschadigen. Het is dus geen conflict, maar meer een vermenging en als ik stel dat het een conflict is tussen die twee graden, worden de wetenschappen² onterecht genegeerd. De problematiek omvat dus meer dan slechts exact t.o.v. humaan. Dit is eveneens een reden dat ik deze terminologie liet varen.

Om nu terug te keren naar mijn dominantie-opmerking van voor de uitleg. Wetenschappen~ wijzen per definitie pure rationaliteit af, omdat ze handelen over objecten die uitsluitend bepaald worden door irrationaliteit en subjectivering. Uiteraard zijn er aspecten die rationeel kunnen besproken worden (kunstmaterialen, nut van bepaalde waarden, historische feiten an sich,...), maar hun essentie is onkenbaar en begrijpbaar wanneer rationeel onderzocht.

Tijd voor nog meer nuancering. De mens moet niet leven in een constante staat van emotionele bevlieging. Zoiets staat zijn verstandelijk vermogen ook gewoon niet toe. Maar waar doel ik dan op als ik zeg dat rationaliteit moet oplazeren als het op ethiek, wetenschappen~ en het persoonlijke leven aankomt? Dat niet zij als beredenerende factor moet opreden maar de redelijkheid (Oeh! Woordspeling-segway!).

En nu wordt het tijd om redelijkheid te definiëren. Redelijkheid en rationaliteit zijn beiden een afwijzen van pure emotionaliteit. Wat ze echter van elkaar onderscheidt is dat rationaliteit onpersoonlijk nadenkt en puur werkt op de kwantificeerbare aspecten van de werkelijkheid (statistieken, afmetingen, fysische krachten, hoeveelheden,...). De rationele denker ondoet zich van subjectieve eigenschappen en zijn lichaam wordt een werktuig van zijn denken. Dit is voor wetenschappen° een ongelooflijk praktisch ideaal, maar onhoudbaar bij ethiek, wetenschappen~ en levensbeschouwing.

De redelijkheid is moeilijker te definiëren. Ze is een soort van overzichtelijk denken dat lijkt te vertrekken uit de waarden van de denker en de sociale interactie. Ik weet dat dit een gevaarlijke opbouw van argumenten is, maar ik hoop dat ook uit de definitie van rationaliteit waarom ik de redelijkheid verkies boven de rationaliteit als denkhouding voor de zaken van de beleving.

In de synthese tussen wetenschap en religie zal de redelijkheid dan ook een belangrijke rol spelen. Zij zal de rationele successen vormen tot een kader waarin de mens zijn eigen zin kan herontdekken en zijn emotionele ten aanschijns kan begrijpen.

- Ik weet dat dit essay incompleet is en dat ik enkele toch wel essentiële elementen niet heb besproken, zoals bijvoorbeeld: de plaats van filosofie, een beschouwing van de scholastiek, ... Ik kan het op dit moment echter niet opbrengen om deze zaken te bespreken. Of ik ze op een latere datum zal bespreken, dat kan ik nu nog niet vastleggen.-