Ode aan de dood

Ode aan de dood

zaterdag 23 april 2011

Picadilly Notebook Entry #9

12/03/2011 Waar de trein stopt

Deze titel refereert naar het boek “De trein de traagheid” van Johan Daisne, een verhaal over het hiernamaals, niet over het sterven. In 'De trein der traagheid” wordt het leven-na-het-gegeven gezien als een stilstand van de overlevenden en daarna een café waarin een onvoorstelbaar gevoel van gelukzaligheid heerst. Dit laatste doet me denken aan het toneelstuk 'De gebroken dromenlaan' van Willy Minnen en het kortverhaal van Charles Bukowsky, getiteld 'Nirvana'.

Ik geloof dat de opzet van dit essay nu wel duidelijk zal zijn. k wil neerpennen wat ik denk/hoop/betwijfel wat er mij te wachten staat. Het ontwerpen van hiernamalen (is dat zelfs een woord?) is iets dat al millennia aan de gang is, puur omdat een compleet einde van het eigen leven en dat van een ander te gruwelijk is. Het moet verdergaan, al is het dan maar ergens anders. En zo ontstaat dan degene zijde in de geest van de mens. En als je er dan nog ineens een toegangsticketje in de vorm van een goede ziel aan vast hangt, kun je er een moraal en levensinvulling erbij nemen. Dat is pas marketing.

Nu, als dit concipiëren van een hiernamaals zo universeel bleek in de geschiedenis, vanwaar komt dan die neiging tot vereenmaliging van het leven in het Westen?
Het wegvallen van de godsdienst in het leven van veel mensen heeft daar ongetwijfeld mee te maken, maar een andere reden is de veiligheid van onze maatschappij. Natuurlijk is er nog gevaar. Dutroux, Ronald Janssens, auto's, drugs aller handen en ik kan nog wel even doorgaan, maar we voelen het niet. We zitten niet met de angst voor dagdagelijkse zaken en door de vooruitgang in de medische zorg is dood een heel occasioneel gebeuren geworden. Het is niet meer de steeds nakende dreiging van vroeger. We staan er verder vandaan en dus ook van het nadenken over de dood, diens gevolgen en wat er mogelijk op volgt. Om misschien toch nog even kort terug te komen op godsdienst en dan ook voornamelijk het verlies en afwijzen van haar transcendentale elementen van religie. Door het verimmanenten van de ganse werkelijkheid wordt de angst niet meer verzacht door een bovenstaande heil. Het resultaat is dat de mens zijn angst met een immanent element moet verzachten. Zo is onze haast manische en obsessieve liefde voor jong en jeugd tot stand gekomen (als extreme uitbouwing van de biologische aantrekking tot de beginperiode van geslachtsrijpheid).

Een 4de reden (verlies van godsdienst, jeugd-obsessie en vermindering van gevaar en nakendheid van de dood als de 3 vorigen) is een simpele, maar filosofische en humanistisch zeer schrijnende reden. We hebben geen tijd meer. De maatschappij is te gejaagd en vervuld met afleidingen om nog te kunnen doorgaan op diepere zaken. Daarom moeten we het maar stellen met 'het voorgekauwde niets' (misschien een betere titel voor dit essay) en als je verstandig en intellectueel wilt lijken, wordt het eten wat de pot schaft. We zijn tolerant tegenover godsdienstige en spirituele houdingen, maar hebben er automatisch een argwanende en afwijzende houding tegenover, ook al verspreidt een dergelijke houding misschien een ethisch en esthetisch mooier beeld van de mens, zijn leven en de wereld.

Hoe verklaren we de wereld nu dan? Door de wereld. Hoe verstaan we haar? Niet, ze is slechts een gebruiksvoorwerp dat we nog helemaal moeten vatten, gelijk het nieuwste model van 'wie-weet-wat' van het merk 'amehoela' met zijn nieuwe functies waaronder de aardbijenontpitterstand en de conferentiecentrumrestauratiefunctie. En in aanschijn van dat licht, vraag ik onze atheïstische vrienden een systeem te ontwikkelen dat verder gaat dan “ge moet er maar mee leren leven.”.
Ik vlieg hier nu best uit tegen het atheïstische denken, maar ik sta natuurlijk niet zo vijandig tegenover haar denkers. Ik ben voor zolang ik me kan herinneren ook een atheïst geweest, met hier en daar een ijdele sessie van bidden. Ik ben het in zekere zin nog steeds, hoewel ik de laatste tijd een nieuw wereldbeeld ben beginnen ontwerpen, blijft er een niet-gelovig denken aan me knagen (kind van m'n tijd, denk ik dan). Ik haat atheïstische denkers dus niet, maar ik stel me wel vragen bij hoe humanistisch het is de nietigheid van de mens zo centraal te stellen.

Nu terug naar het onderwerp: de gene zijde. Wat als ik sterf? Wat als mijn lichaam het begeeft, mijn hart haar laatste slagen doet, mijn longen voor de laatste keer leeglopen en mijn hersenen hun laatste neurotransmitter afvuren? Wat dan? Wat ik al vast niet verwacht is een hemel in de christelijke zin. Geen transcendent pretpark moet een bord waarop staat: “je moet minstens zo gelovig en goed zijn geweest om binnen te mogen.” Het idee van reïncarnatie kan me spijtig genoeg ook niet overtuigen. Dat brengt ons bij het idee van voorouders die nog in de natuur aanwezig zijn en over ons waken. Dit is de visie die het meeste bij de mijne aansluit.

Er blijft inderdaad iets van ons over. Zal ik het een ziel noemen? Een levensgevend principe, ons goddelijk geschenk? Dat kan ik doen als ik het herdefinieer, maar de christelijke definitie en diens semantiek zullen er steeds doorsijpelen.

Dus tijd voor een neologisme (Jeej! Tijd voor nog een momentje van eigenheid!) Ik noem het...de passionele contemplatio. Het is een denkend bewustzijn dat niet wordt geweigerd vanwege vorige acties of gedachten. Het wordt met hen geconfronteerd en gedwongen over hen na te denken. Zo ontstaat wat men straffen en belonen noemt, maar niet meer aan de hand van een wetboek, maar door zelfreflectie en het inzien van de gevolgen van de eigen daden. Dat verklaart het contemplatio-gedeelte. Het passionele gedeelte ligt in het feit dat er niet één omvattend vorm van geluk domineert. Alle emoties die we hier ervoeren, passeren ook daar de revue: liefde, haat, spijt, trots,...al deze emoties vloeien nog door ons heen, maar dan hebben we de tijd ze ten volle door ons te laten stromen en ze in al hun complexiteit te onderzoeken. Zo komt er er de zuiverste vorm van emotionele belijdenis, iets wat onbereikbaar is in de gedwongen vluchtigheid waarin we ze op dit niveau ervaren. Het is niet enkel de herinnering aan ons eigen leven dat deze emoties oproept, maar ook aan dat van hen die nog hier zijn. We beschouwen de verdere daden en levens van onze nabestaanden en leven met hen mee. We zien in onze invloed op anderen en hun leven in.

Nu komt er nog een belangrijk aspect: lichamelijkheid. Is er een vorm van lichamelijkheid in het hiernamaals? Lichamelijkheid is een belangrijk element in de visie op een hiernamaals. Het toont veel over de houding t.o.v. aardse lichamelijkheid (hoewel 'aardse' hier een gevaarlijk adjectief is). Of zij zondig is of niet, of zij noodlottig is of veranderd mag worden, wanneer zij ideaal is en wanneer lelijk. Dus hoe zie ik lichamelijkheid en a fortiori lichamelijkheid in het hiernamaals? De idee dat de lichamelijkheid verwerpelijk is, is op zich verwerpelijk. Een onlichamelijk bestaan is een half bestaan. Er zijn zoveel zaken die we echt moeten missen als we ons lichaam wegcijferen. Het is een bron van leven en geluk. Hoe moeten we dan leven met het aftakelen? Dankbaar, eervol en des te verzorgender. Dankbaar voor het gebruik, het hoogtepunt en het genot te hebben mogen ervaren, maar nooit kleinerend of haatdragend. Zoals ik zei is een onlichamelijk bestaan een half bestaan, dus dan zou ook een onlichamelijk bestaan in het hiernamaals maar half zijn. Dat zou gewoon een te groot probleem vormen. Het vorm eveneens een probleem om de passies zonder meer los te schakelen van de het lichamelijke. Seksualiteit, blijdschap, verdriet en nog zoveel andere passies hebben psychosomatische karakters. Tranen werken verlossend en lachen is aanstekelijk. Ik zie een onlichamelijk hiernamaals als iets gruwelijks en daarom verwacht ik ook lichamelijkheid in het hiernamaals.

Waarom heb ik dan een geestelijk/abstract idee zoals de passionele contemplatio vooropgesteld als onze bestaansvorm in het hiernamaals. Omdat in het hiernamaals onze focus kan verschuiven naar dit contemplatief zijn, doordat de vergangelijkheid van het lichamelijke ons niet meer in de ogen staart. Onze bezorgdheid over gezondheid, conditie, lichamelijke esthetiek en alle andere domeinen van de persoonlijke en maatschappelijke houding t.o.v. het lichaam vallen weg. Nu is de vraag hoe de genezijdse lijflijkheid (om eens een ander woord te gebruiken) zich concreet toont. Het lichaam dat ons daar 'ter beschikking wordt gesteld' is perfect in nut, maar identiek aan hetgene dat we nu hebben qua esthetiek. Een been dat verloren is, 'komt terug', maar een moedervlek of 'onaantrekkelijke' neus wordt niet gecorrigeerd (afschuwelijk woord voor zo'n zaken). Ook mensen met een beperking zullen hier last meer van ondervinden in het hiernamaals. Onze genezijdse lichamelijkheid zal dus perfect zijn in nut, maar 'onvolmaakt' qua esthetiek.

Aangezien we een bewustzijn en een lichaam hebben, kunnen er dan niet gelijkaardige situaties ontstaan zoals in dit leven, waarbij ik doel op onderdrukking, racisme, pesterijen,...? De kwestie van racisme zal op twee manieren ongelooflijk bemoeilijkt worden: door de evidente gelijkheid in het hiernamaals en doordat er geen gronde meer is waarop een groep de ander zou kunnen benadelen, in gevaar brengen of in 'het domein' van de ander kan 'binnendringen'. Onderdrukking wordt bemoeilijkt door de vrijheid van levensmiddelen en het gebrek aan structuren die onderdrukking mogelijk maken. Pesterijen hun beperkende factoren zien we eveneens in de evidente gelijkheid en in het besef dat elke vorm van onderwerping nutteloos is geworden en eveneens de sociale/maatschappelijke structuren die pester en gepeste bijeenhouden ontbreken.

Het is me opgevallen dat ik hier nogal negatief sta t.o.v. dit leven overkom. Laat ik snel even zeggen dat dit niet zo is. Dit leven is eveneens een geschenk, iets waarvan genoten moet worden en geliefkoosd en bescherm moet worden, desalniettemin heeft ze noodzakelijke elementen die tevens bron zijn voor kwaad-lijden en goed-geluk.

Het belangrijkste element is de nietigheid (dat ook het element eindigheid omvat). Het is door ons besef van de nietigheid dat we zijn beginnen nadenken over eeuwigheid en grootsheid, moest dit besef er niet zijn dan waren waren die twee automatisch gegeven (principe van de uitgesloten derde van Aristoteles). De mens moet zichzelf groot maken en daar de eerste stap van is samenleven, een verband vormen dat bestaat uit nietige mensen, maar hen overstijgt. Zo ontstonden de gemeenschapswaarden, om iets boven ons te stellen, een gemeenschappelijk doel dat ons betekenis zal geven als groep en ons eveneens helpt overleven als groep. Wanneer iemand zijn eigen grootsheid boven die van de groep stelt, dan wordt deze gestraft (hubris en de bestraffing). Dit streven naar niet-nietigheid zien we in de politiek, de kunst, het denken en zelfs het meest basale sociaal contact. Het Romeinse keizerrijk, het rijk va Alexander en de middeleeuwse monarchieën waren stuk voor stuk een persoonlijk of gemeenschappelijk streven naar grootsheid, naar niet-nietigheid. Het is pas wanneer dit streven zo sterk in conflict komt met het streven van hun onderdanen dat de bestaande structuren onvoldoende worden om hen in het gareel te houden en de hubris van de machthebbers bestraft wordt.

Deze combinatie van streven en bestraffing heeft uiteindelijk geleid tot een democratie (hoewel we ons vragen kunnen stellen bij sommige van de hedendaagse structuren -I'm looking at you, Italy!). De democratie is in een opzicht het toonbeeld van de niet-nietigheid en in een ander een herbevestiging van nietigheid. In een democratie wordt iedereen (u weet zelf ook wel hoeveel zout u hierbij moet nemen) gemachtigd mee de staat te vormen, om de grootsheid mee te vormen, maar omdat iedereen hierin participeert en alle stemmen (in theorie) gelijkwaardig zijn, ervaren we die macht niet zoals het ideaal het voorheeft. We krijgen de idee van 'wat maakt één stem nu uit' en 'je kunt er toch niets aan veranderen', maar misschien stamt deze houding uit het individualisme van onze tijd en cultuur, misschien is het beter gesteld in met de niet-nietigheid van de democratie in meer collectivistische maatschappijen. Daar kan ik mij niet over uitspreken.

Hier ga ik mijn historische en antropologische analyse o.b.v. het nietigheidsprincipe stopzetten om geen 2de 'Synthese' te krijgen. Het enige dat ik nog over het onderwerp ga zeggen is dat ik de nietigheid niet als exclusief negatief zie. Ze staat mee aan de bron van de geschiedenis van de mensheid en drijft de mens naar grootse daden, slechte en goede. Ze is een intrinsiek deel van het mens-zijn en door ons bewustzijn ervan, motiveert het ons zo veel mens te zijn als we kunnen. Een van de grootste middelen voor de niet-nietigheid te bereiken is het hiernamaals. We wijzen de dood, het onontkomelijke teken van onze nietigheid, af en geloven in een voortbestaan of een herbestaan of een bestaan in een of andere zin.

Zo is een hiernamaals een heilmiddel, maar is het van dezelfde aard als godsdienst en religie? Godsdienst: Nee. Religie: Ja. Godsdienst nee, althans niet godsdienst zoals wij haar nu kennen, e.i.: Islam, christendom, jodendom (wij kennen natuurlijk nog andere godsdiensten maar dit zijn degene die ons idee het meest domineren, iets waar we toch van moeten afstappen als we echt vrij over godsdienst willen praten). Het hiernamaals eist niet van nature een moraal, iets dat we zijn bij de meer traditionele samenlevingen. De ethiek die we zien bij godsdiensten i.v.m. het hiernamaals en hoe daar een plekje te krijgen stamt niet vanuit dat hiernamaals, maar vanuit de essentie en het doel dat de godsdienst aan de gelovige en de heiden toeschrijft. Dit doel wordt dan vaak aan bepaalde voorschriften (rituelen, geboden, verboden) gebonden om de gelovige te tonen hoe dit doel bereikt kan worden. Dit systeem van regels zien veel gelovigen (vooral zij die niet de kans krijgen een meer contemplatieve geloofsbelijdenis te beleven of mensen die niet zo zeker zijn in hun geloof of er d.m.v. angst in gejaagd zijn) dat exclusief hiernamaals zien als doel van hun geloof. Jan van Ruusbroeck heeft die de gehuurde dienaars genoemd. Weer zien we hier dus het hiernamaals als heilmiddel maar om dit te verbinden aan een godsdienstig systeem dat een hiernamaals propageert of de voorschriften van die godsdienst is niet gerechtvaardigd.

Hiernamaals = heilmiddel = religie => hiernamaals ~ religie. Tijd om dat eens te verklaren. Misschien ook eens duidelijk definiëren wat ik onder religie versta. De definitie van religie kan wel nogal algemeen zijn, maar dit komt doordat religie een heel algemeen begrip is en een zeker transcendent element in zich heeft. Religie: zn, de ~, -s, een samenzijn met als doel een collectief of particulier belang waarbij men tracht te vluchten van het dagelijkse leven of dat te beïnvloeden. Zo, als dat niet algemeen is, dan weet ik het ook niet meer.
Nu, hoe kan ik dan zeggen dat een hiernamaals een gelijkaardig heilmiddel is als religie? Well, let's start by stating the obvious. Het hiernamaals, het geloof erin, het denken en praten erover zijn als zeker niet dagdagelijks (zeker niet in deze geseculariseerde maatschappij). Dan komt het accident collectief. Het geloof in één hiernamaals voor één enkel individu lijkt mij niet ondenkbaar (ik bedoel, dat heb ik net gedaan), maar wel enigszins ondraaglijk en uitermate nefast voor dit leven. De competitiedrang en de constante intense zelfbeoordeling zouden geluk bedwingen en de mens in een zelfontworpen gevangeniscel gooien waarin hij zijn vrije handelen ketent aan de maatstaven van de groep, want zij zal vastleggen welke eigenschappen tot het Ene Hiernamaals leiden, ziet u, een hiernamaals wordt aan moraliteit gebonden, wanneer zij exclusief wordt.

Maar wat dan met een Een Hiernamaals (EH) dat een willekeurig iemand geniet, een contingent voortbestaan? Je hebt (binnenkort) een 1/10.000.000.000 kans om na dit leven nog verder te kunnen gaan, dus...Waarom dan nog moeite doen? Een dergelijk CEH/ECH (whichever takes your fancy) brengt de mens eveneens tot een immanent frame en zet ons weer gevangen in het dagelijkse leven en kwalificeert dus niet als een religie (zwak punt -> volgens mij definitie), maar kwalificeert het als hiernamaals? Ja, alles dat een leven na het deze inhoudt is een hiernamaals, maar hier zien we weer dat rationaliteit soms strookt met de mens, want hoewel we de waarheid van de stelling inzien, is er de neiging om het hiernamaals te collectiviseren, iets wat net voortvloeit uit het heilzame van het geloof in het hiernamaals, want zo leven onze naasten en ook wij voort en is de dood niet meer de onvermijdelijke bekroning van onze nietigheid en in deze aardse wereld kan ik wel wat heil gebruiken.

Life is for living, the afterlife is for thinking it all over again -WM-

Geen opmerkingen:

Een reactie posten