Misschien had Plato het dan toch
fout...Misschien had hij zich slechts vergist van grot, want laten we
eerlijk zijn: er zijn heel veel grotten en filosofen zijn ook maar
mensen. Misschien ligt de ware wereld wel in deze grot met zijn
stalen skelet en zijn zeilenbedekking. Althans zo lijkt het mij nu
toch. Ze vlokken hier allemaal samen en kijken naar een realiteit in
viervoud. Eentje in realtime en 3 met vertraging, al was het maar een
milliseconde. En ik? Ik kijk naar de laatste soort, me afvragend of
het geluid of het digitaal signaal nu sneller is. Man, er zijn veel
LED-jes op zo'n scherm. Perspectivisme, zegt dat u iets? De
draaimolen op de tweemast? Zoek het anders even op want ik heb niet
zoveel zin of tijd. Vier realiteiten maar de blikken liggen anders.
Waant de tweede soort zoomt in en kijkt terug. Een buitenpersoonlijke
introspectie... Klinkt raar als je het zo zegt... We hebben bij ons
thuis een album van Woodstock liggen (deel van de stage announcements
incluis). Op een moment wordt er verkondigd dat er op het festival
een baby is geboren, waarna Woodstock een stad wordt genoemd. Zo erg
is het hier nu nog niet en godzijdank, want op dat punt in je
zwangerschap naar festival gaan vind ik wat gevaarlijk, als is het
hier nog zo kind- en springkasteelvriendelijk. En de kinderen die
hier wel zijn? Hen vrees ik te moeten melden dat ze enkele dagen,
maanden of jaren te vroeg zijn. Sorry, lievelingen. Maar voor u of
jullie het idee krijgen, ik ben hier natuurlijk niet alleen in deze
massa. Mijn metgezellen, mijn compagnons als het ware, staan in de
grot, genietend van de energetische verleiding van latino-muziek.
Nietzsches carpe diem is hier niet slechts een leuke opmerking, maar
haast een credo. “Maar, Willem” vraagt u mij nu, “waarom mengt
gij u als zuiver-dyonisisch feestbeest niet met deze faunen?” Wel
lieve lezer(s), omdat ik niet graag in de grot zit. Het is geen
agora- of claustrofobie ofzo. Maak u maar geen zorgen. Nee, ik word
gewoon nogal onwennig. Denken zij hetzelfde als ik? Die mensen in de
grot? Hmm, 'kdenketni'? Ligt de wereld dan hier, buiten de grot? Nee,
dat niet. Want zij stappen ten minste niet uit het leven dat ze nu
beleven, of proberen dit althans niet te doen. En eveneens moet u
zich geen zorgen maken. Ik doe niet veel meer dan mentale excursies,
schooluitstapjes van mijn eigen kleine, fijne filosofische school.
San Lorenzo Street
San Lorenzo Street is a mixture. A mixture of languages, both in the sense of the descendants of the mother of all languages (still to be found) and of language in the sense of thought and specific means of expression. Poetry, philosophy and everyday meandering are mixed into this new form of archiving, the new public diary. Globalise the economy! Globalise politics! Globalise your life!
Ode aan de dood
maandag 25 juni 2012
woensdag 7 maart 2012
Mogelijk Filosofisch Voorwoord
“Le silence eternel des ces espaces infinis
m'effraie.”
-Blaise Pascal, Pensées, 1669-
De onrijpe mens is snel geneigd een monopolie op de
waarheid op te eisen. Zijn emoties en passies drijven hem naar een
epistemologische dictatuur. Die neiging wordt versterkt wanneer het
aankomt op zijn eigen leven. Hij wil leven zoals hij wil leven,
volgens regels die hij heeft opgesteld of desnoods mee akkoord gaat.
Kijkt hij achterom, dan ziet hij het ontstaan van een eigenheid, een
onmiskenbare singulariteit die in de wereld een plaats inneemt die
geen ander toekomt. Kijkt hij om zich heen, dan ziet hij een vrucht,
rijp om te plukken, of een braakliggende akker, slechts bloeiend in
onkruid en modder, maar hoe dan ook de plaats waar hij een hand in
speelt, een hand die niet geketend zal worden door een ander dan
zichzelf. Kijkt hij voor zich uit, dan ziet hij de volbrenging van al
zijn dromen en wensen en het graf dat voor hem klaar staat, met een
epitaaf ter zijner vereeuwiging. Mag ik u vragen wat een mens doet
wanneer hij wel rijp is? Waar ligt de grens tussen de hybris van de
jeugd en de overmoed van de volwassene? De mens is een dier dat
domineert, zowel in staat als in gezelschap en wanneer de
buitenwereld niet op de knieën valt, begint hij aan een innerlijke
zelfkastijding ter controle van de ziel. Spreek woede en word
gehoord! Spreek liefde en matiging en vind een wereld die doof is
geworden door te luisteren naar uw tegenstander!
Maar laten wij waarheid zoeken in onszelf. Wat vinden we
dan? Niet meer dan steentjes van een mozaïek, die steeds van vorm en
kleur verandert, naargelang de toeschouwer zijn gemoed. De wereld is
groter dan het menselijk besef van de ene en ook van de vele. Zij
sijpelt tussen opvattingen door, een onuitgesproken destillatie van
verleden, heden en toekomst, niet gebonden aan categorieën of
vastgelegd in oudewijvenpraat. De wereld rust in de ervaring en
emotie voor taal en gedachte. Zij passioneert ons om dan te verdwijnen
wanneer wij haar willen aanspreken, als de verlegen geheime geliefde,
die zwijgt wanneer haar fluisteren door haar geliefde wordt
beantwoordt.
Waar moeten wij dan waarheid zoeken als wij zelf geen
totaliteit bezitten en de wereld te schuchter is om onze vraag te
beantwoorden? Zoek waarheid bij de werelden die wel tot u spreken.
Zoek waarheid bij uw medemens en tracht de mozaïek te herbouwen.
Spreek tot anderen en ontdek de indirecte stem van de wereld om ons
heen, want zoals de puzzelaar het voorbeeld van de doos begint te
herkennen in de kleine constellaties van puzzelstukjes die hij al
heeft gevormd, zo beginnen wij de wereld te herkennen in het
samenbrengen van gedachten en visies, hoewel wij het zonder voorbeeld
zullen moeten stellen. Spreek en luister, ontdek waar de grenzen van
uw singulariteit liggen en een overstap naar het transcendente, naar
de ander en naar de wereld wordt gezet. Laat u troosten door de
woorden van een ander en laat u verleiden door zijn tong.
Het leven is te groot om te vatten in en op zichzelf,
haar essentie ligt in haar uiterlijkheid. Bewonder haar, bestudeer
haar, maar vergeet nooit dat zij nooit volledig de uwe zal zijn, maar
steeds op zichzelf blijft bestaan, toegankelijk voor allen, maar
slechts te bezitten voor hen die haar delen.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Dit is het voorwoord voor een korte paper die ik moet schrijven dit jaar. Of hij ook bij de paper zal worden toegevoegd, hangt af van het aantal pagina's dat mijn paper heeft.
maandag 27 februari 2012
Picadilly Notebook Entry #19
Valentijn
14-02-2012
Het
eerste jaar van de Picadilly Notebook! Hiep, hiep! Hoera! Al een jaar
lang heeft dit boekje de twijfelachtige eer het slechtst onderhouden,
onregelmatigste dagboek ooit te zijn, evenals een essay- en
gedichtenbundel. In zekere zin belichaamt deze verzameling van inkt,
potlood en zo'n 240 bladzijdes (als ik mij niet vergis) de
heterogeniteit van mijn bewustzijn. Ik mis alle focus om een rode
draad te scheppen doorheen een hele bundel en dus heb ik het op mij
genomen ten minste op elke Valentijn dit bastaardkind van mijn
melancholie en opleiding te huldigen en te feliciteren en het voorbije
jaar eens te bekijken. Ik ben nu 20 jaar en sta aan het begin van het
decennia waarin ik mijn studies normaal gezien zou moeten afmaken en
een productief lid van de maatschappij hoor te worden (a.k.a. werk
vinden) en weg van huis ga wonen. Laten we hopen dat alle 3 met niet
al te veel problemen verlopen.
In
de eerste entry som ik enkele zaken op waarvan de eerste Tia is. Ja,
Tia. De derde Miserlou in een lange, lange lijst. Toen ik vorig jaar
haar vermelde was het uit verliefdheid, nu is het uit wat Raksha, de
Indische uit Dubai die vriendschap stopzet vanwege oppervlakkigheid
en “leegheid”, bittersweetness noemt. Een mengeling van pijn en
genot, blij dat het goed is, verdrietig dat het niet anders is.
Toen
ik vorig jaar met haar afsprak was het uit liefde, om haar te winnen.
Toen ik dit jaar zaterdag 11/02 met haar afsprak was het om mee naar
een bende mensen te gaan waarvan ik enkel haar ken en voor mezelf nog
maar eens bevestigd te zien dat ik slecht ben met vreemden en met
groepen. Ik hoop maar dat ik geen storende factor was voor Tia en de
rest van de youtube-gathering. Ook wil ik Shalini bedanken voor haar
inzet als organisatrice en haar feliciteren met haar kunsten op dat
domein. Misschien is het ook wel belangrijk aan te merken dat ik Tia
en Sidney het beste wens. Blij dat het goed is, verdrietig dat het
niet anders is.
Het
tweede semester van mijn tweede bachelorjaar is begonnen, met goede
punten voor het eerste. Weer 1/8 dichter bij mijn diploma. De invloed
van mijn opleiding zal steeds meer en meer merkbaar worden naarmate
de inkt verder en verder over de pagina's van dit boekje heen kruipt.
Hoe filosofie mijn leven nog verder zal bepalen is nog steeds een
bron van vraag, verwarring en twijfel voor mij.
Dat
was leven, liefde en filosofie. Nu nog kunst. Het conservatorium was
geen al te groot succes. Buiten na ronde 1 voor Woordkunst en na
ronde 2 voor Acteren. Ach ja. Het geeft me een dieper, hoewel
negatief (negatief als in de zin van 'het heeft die kenmerken niet',
niet als in een waardeoordeel) beeld van acteren en dat is
ook belangrijk. Het dichtstbijzijnde toneelgebeuren is de stuntshow
deze zondag. Als het aankomt op zelfstandige projecten, “Yadda
Yadda VZW” was een groot succes, maar er ligt momenteel niets in
het verschiet. Frappant TXT-on-stage heeft mijn teksten ook
vriendelijk afgewezen. Competitie-schrijver gaat me ook niet zo vlot
af als verwacht. Dan zijn er nog de tentoonstellingen waar een 3-tal
teksten van mij werden geëxposeerd. Mijn deelname aan deze expo's is
integraal mogelijk gemaakt door Ann Van de Velde, die ik dan ook
oprecht bedank. Dank u wel, Ann, voor de hulp en de steeds boeiende
conversaties. Toch wil ik nog even stilstaan bij de tentoonstellingen
(en in zekere zin ook bij de dissectie-tekenmarathon). Ik heb mezelf
altijd al een Kerouaceske voorbijganger gevonden wanneer het aankomt
op muziek. Een reiziger die, niet geheel vrij van kritiek op de
regels van de maatschappij, op zoek is naar waar de wereld echt van
leeft en daarom van plaats naar plaats trekt, langdurige stilstand
niet aanvaardend, uit angst wortel te schieten en vast te roesten,
maar nooit verder raakt dan wat notities van een toeschouwer, nooit
een echte participant. Dit gevoel bekroop me ook bij de
tentoonstellingen en de dissectie-tekenmarathon. Het waren
voornamelijk beeldende kunstenaars die meewerkten en participeerden. Men kan zeggen 'kunst is kunst', maar dan zou ik ten eerste ontzet
zijn door zo'n ruwe uitspraak en daarna verward dat men zo weinig oog
zou kunnen hebben voor de essentie en werking van de afzonderlijke
disciplines. Elke kunstdiscipline heeft zijn eigen taal (Ja, daar is
dat woord weer, Ann) en deze kan actief en/of passief gekend zijn. Om
beide vormen van kennis nader te definiëren zal ik de analogie
tussen communicatieve (lees als babbeltaal) en artistieke taal
uitgebreider uitwerken, maar dit in het volgende essay, want dat zou
me te ver weg leiden van dit essay en diens functie. Om het simpel te
zeggen voelde ik mij niet thuis. Ik kan beeldende kunst met veel
moeite interpreteren, maar maken? Verder dan scèneplaatsing en
lichaamshouding raak ik niet. Voor moderne of postmoderne kunst heb
ik uitleg of toch ten minste context nodig om een betekenis te kunnen
geven. En dit als onderscheid tussen visuele en conceptuele
herkenbaarheid, wat ik eveneens volgend essay zal bespreken.
Beeldende
kunst en woordkunst zijn andere talen, andere systemen, en ik voel me
snel 'unheimlich' als ik woordkunst verlaat. Het gevoel een toerist
met een handje vol basiszinnetjes uit een vreemde taal, hopend dat ik niet
verder moet gaan dan dat, te zijn bewonder ik de vaardigheden van
kunstenaars, zonder enig idee waar die beweging, die
kleurencombinatie of die lijnenverzameling voor staat. Verder dan de
uitleg op de bordjes raak ik maar met de grootste moeite. Daarom
spreek ik niet veel mensen en houd ik me enigszins afzijdig tot er een
adequate hoeveelheid tijd is verstreken om dan het minimum aan
vaarwels en tot-de-volgendes te verdwijnen en het alles onderweg naar
huis nog eens te overdenken in het emotioneel, sociaal solipsisme dat
me zo eigen is en in de artistieke taal en volgens het systeem waar
ik me thuis in voel.
Ergens
tussen de witruimtes is het leven hier weer tussen gekropen. Tot
volgend jaar, Valentijn!
Picadilly Notebook Entry #18
One is the loneliest number 19-12-2011
Ben ik een existentialist? Goede vraag,
Ik. Laten we eens op een kort onderzoek uitgaan. De
existentialistische filosofie waar ik mezelf mee zal vergelijken is
die van Jean-Paul Sartre. De 2 redenen voor deze keuze zijn 1) het is
de meest bekende en 2) het is de meest gekende van de 20ste eeuwse
existentialistische filosofen. Laten we beginnen bij de
gelijkenissen: Net als Sartre ben ik voornamelijk gericht op de
menselijke existentie (en metafysica ook, maar dat terzijde), e.i.
emoties, denken, bewustzijn, zin van het leven... Doordat dit de
onderzoeksdomeinen zijn is er het haast onlosmakelijk verband met de
kunst en bij Sartre en mij specifieker de woordkunst. De reden
hiervoor heb ik in mijn essay 'Filosofie en Theater' besproken. De
kenmerken van theater en diens waarheid gelden ook voor de andere
disciplines van de woordkunst. Ook de analyse van het dagelijkse is
een punt van gelijkenis, wat ik toch als een logisch gevolg van de 2
vorigen zie.
Tijd voor de verschillen? Awel, laten
we zeggen van wel. Het grootste verschil tussen Sartre en mij, lijkt
mij het verschil in centrale begrippen in ons denken. Ik ga het idee
van Sartre over het verlangen, de vrijheid, het niets en de 'mauvaise
foi' misschien wel deels overnemen, maar ik stel ook nog wel enkele
andere ideeën centraal in mijn levensfilosofie. Enkele van die
begrippen zijn de nietigheid en de fundamentele eenzaamheid. Het is
de tweede die ik in dit essay verder wil bespreken. De nietigheid heb
ik al even kort aangeraakt in mijn essay 'Waar de trein stopt', voor
de geïnteresseerden.
De mens is een sociaal wezen, dat is
moeilijk te ontkennen. We praten met elkaar, paren, wonen samen, gaan
in verenigingen, sporten, dansen, acteren,... We hebben anderen nodig
en hoewel de ander niet levensnoodzakelijk is, is hij voor het grote
merendeel van ons onontbeerlijk. Het is net door de sociale drift dat
de mens eenzaamheid voelt. We voelen een leegte en ervaren een harde
wereld. Eenzaamheid is niet het fysisch alleen zijn, het uiterlijke
feit van niemand rond zich te hebben. Eenzaamheid is het onvermogen
om een (diepere) relatie aan te gaan, door omstandigheden of door
meer innerlijke factoren. Eenzaamheid kan dus ook voorkomen wanneer
men niet alleen is. Iemand die meer observerend van aard is, ziet
zijn medemensen dan als de robots in Descartes 2de meditatie.
Eenzaamheid heeft ook de neiging een self-fullfilling prophecy en/of
een vicieuze cirkel te worden.
Maar natuurlijk kan ons “alledaagse”
gevoel van eenzaamheid verholpen worden door met vrienden op café te
gaan of een filmpje te pikken of enig andere sociale activiteit.
Spijtig genoeg gaat deze vlieger niet op voor de fundamentele
eenzaamheid omdat zij het gevoel overstijgt en een existentiële
categorie vormt. Zij is onlosmakelijk met het zelfbewustzijn
verbonden. Het vergeten van eenzaamheid is niet het ontdoen van
eenzaamheid. Wat houdt deze fundamentele eenzaamheid dan in? En
misschien is dit wel het punt waar ik het meeste verschil met Sartre.
Ik zie de mens niet in een eeuwige, oneindige zoektocht naar zijn Ik,
naar zijn persoonlijkheid. (Ik maak hier onderscheid tussen eeuwig en
oneindig. Het eerste wijst hier op de universaliteit doorheen tijd en
ruimte van deze zoektocht, waar oneindig meer duidt op het feit dat
deze zoektocht geen einde kent.) In mijn levensfilosofie is de mens
in een eeuwige, oneindige zoektocht naar een manier om zijn 'Ik',
zijn persoon te veruitwendigen. De mens tracht zijn persoon in de
buitenwereld te kunnen “vestigen”, een “spoor” na te laten,
en dat is het bereiken van een 'en-soi'. Het 'en-soi' is niet een
“imploderen” van een 'Ik' in een dierlijke staat van
niet-zelfbewustzijn, maar het zich compleet vertrouwd maken met de
buitenwereld. Er zijn hier 3 manieren voor: een religieuze, een
destructieve en een moderne. Ik zal elk van deze 3 kort bespreken.
Het eerste is...(Rad van
Argumentatie)...religieus. Hiervoor is er een studie van het
zielsconcept nodig. Het christelijke zielsconcept is in zekere zin
een verbastering van het Platoonse zielsconcept. Bij Plato is de ziel
oneindig (in de algemene zin, niet zoals hierboven besproken) in
beide richtingen, dus oneindig en “onbeginnelijk”. Bij de
geboorte wordt de ziel “gevangen” in het sterfelijke lichaam (in
deze beoordeling zien we de wortels voor “het vlees is zwak” of
“de zonde van het vlees”, die we vinden in het Christendom). Deze
Platoonse ziel geeft de materie (die als pure stof geen wezen of
kenmerken heeft) de vorm van mens-zijn. De ziel wordt “verzwakt”
doordat zij uit zichzelf (de Ideeënwereld) wordt gerukt en in de
wereld wordt gesmeten. De referentie is niet moeilijk te vinden. Onze
ziel kan enkel terug tot deze “eenzelvigheid” komen door te
sterven of deels door zich te wijden aan de filosofie, de kennis van
de natuur, de eeuwige kennis.
Belangrijk zijn twee zaken: het willen
samenvatten met een realiteit die meer omvat dan de eigen persoon en
samenvallen zien als een verwerven van kennis! Deze twee zaken zijn
haast de motto's van de twee andere manieren om met de buitenwereld
vertrouwd te worden, één te worden, een en-soi te worden. Enkel de
mens bezat deze ziel volgens Plato. Plant en dier hadden ook een
ziel, maar deze was van zo'n aard dat het wezen automatisch tot stand
kwam en er dus automatisch er een vereenzelviging met de buitenwereld
ontstond.
Het zielsconcept wordt overgenomen en
aangepast door Aristoteles die een beweging, een verandering, een
drijvende kracht zal toekennen aan de vorm van de dingen. De ziel
treedt in een actieve relatie met de buitenwereld en probeert
zichzelf te ontwikkelen in de realiteit, zij tracht haar innerlijke
capaciteiten (haar potenties) te realiseren, te veruitwendigen, te
actualiseren.
Het zijn deze twee zielsconcepten die
in het christelijke zielsconcept verenigd worden. Ten eerste is er de
ziel die sterft en opgaat in de hemel en belangrijker in God, het
buitenzelvige Ik dat ons allen in zijn beeld geschapen heeft. Een
ziel, de eigenheid van elk individu wordt opgenomen in de substantie
die niet enkel ons heeft geschapen maar ook de wereld rond ons, zo
ontstaat er een band tussen mens en wereld. En ontstaat ook de
begrenzing aan de eindigheid en de singulariteit van het Ik, want
zodra het in God wordt opgenomen, wordt het deel van een wereld
buiten zichzelf. Datgene wat Aristoteles meegeeft in verband met het
zielsconcept is 1) het wezen als drijvende kracht tot veruiterlijking
en 2) de maakbaarheid van onze uiterlijkheid. Het eerste zien we ook
al bij Plotinus en het neo-platonisme waar de ziel streeft terug te
keren naar de God waar hij uit is voortgevloeid. Bij het christendom
zien we dit bij de ziel die tracht terug te keren naar God. Voorbeeld
hiervan is het a posteriori godsbewijs van Bonaventura. Uit puntje 2
is de hele idee van zonde en boetedoening ontstaan. Onze
uiterlijkheid kan dus wegdrijven van vereenzelviging, maar door terug
in het reine te komen met ons diepere, wezenlijke kant, door terug te
werken naar het innerlijke dat het uiterlijke drijft, kunnen we terug
dichter komen bij de hogere buitenwereld, het hogere 'Ik'.Het
stoïcijnse ideaal van berusting in de wil van god is hier ook op
gericht.
De 2de manier om een eenheid te vormen
tussen Ik en buitenwereld is de destructieve manier, die we duidelijk
zien bij het Boeddhisme en andere oosterse heilfilosofieën. De
destructieve manier tot zelfvereniging is de vernietiging van het
zelf om zo automatisch een te worden met de buitenwereld. Deze
eenwording met de natuur door het 'Ik' radicaal te ontkennen, de
eigen eindigheid te accepteren in het licht van de universele
eindigheid of oneindigheid van de orde zal uiteindelijk een
spiegelreactie worden, waardoor de orde van de natuur een denkorde
wordt. Dit breekt het substantie-denken en zet een harmonie-denken in
de plaats. Door dit harmonie-denke is er een essentiële verbinding
tussen persoon en buitenwereld.
De derde manier zien we in het
positivistische ideaal en eerder in de ethiek van Spinoza. De moderne
manier om het 'Ik' en buitenwereld op eenzelfde “niveau” te
brengen is het verzamelen van kennis en zo de geheimen te
ontluisteren en een gevoel van herkenning, thuis-zijn en zelfs
controle te krijgen. Door de fundamenten van het universum te
ontdekken, toont de mens zijn fundamentele mogelijkheden.
Wat nu met onze postmoderne tijd? Hier
zien we een samenkomen van de destructieve en de moderne verhalen.
Sinds de grote verhalen gedaan zijn zit de seculiere mens zonder een
collectieve zin en wordt hij teruggebracht tot het individu. Het
gemeenschapskarakter van de religie is weggevallen en het
neo-liberalisme maakt spreken over zin lastig. Dit en de drukte van
het hoogmoderne leven duwen de postmoderne mens naar de persoonlijke
rust van het zen-boeddhisme, terwijl de technocratische wedloop onze
wetenschappelijke kennis steeds verder duwt. Maar dit klinkt allemaal
heel abstract, misschien is een concreter voorbeeld wel handig.
Hiervoor zal ik privé-bezit bespreken. Deze gedachte vormde zich
toen Lize me een vraag stelde over waarom er zoveel belang wordt
gehecht aan prive-bezit. Zoals ze wel regelmatiger doet, kwam deze
vraag plots en via sms. Wanneer we ons bewust worden van ons 'Ik',
van ons persoon zijn, ontstaat er een dualiteit. Het 'Ik' voelt zich
gescheiden van de wereld, hij wordt plots thuisloos. Hij ontdekt een
wereld die niet past bij zijn 'Ik' en het met momenten zelfs
tegenwerkt. Hij moet trachten zijn persoon terug in de wereld te
plaatsen en deze externalisering is in zijn meest materiële vorm het
privé-bezit. Huis, auto, speelgoed, geld, meubilair, voedselkeuze,
... zijn de relikwieën die door het diepste 'Ik' in de buitenwereld
worden geplaatst. Ook in ons sociaal contact willen we ons 'Ik'
veruitwendigen. Sterker nog, het is een van de grootste bronnen dat
we überhaupt sociaal contact hebben, naast de kwestie van overleven
en voortzetten van de soort. In gespreken spreekt de mens en
positioneert hij zich in zijn wereld en die van anderen. Dit wilt
zeggen dat er een onbewuste strijd in elk gesprek aanwezig is.
Erkenning en overtuiging worden nu cruciaal voor het persoonlijke
contact. En hoewel er gesteld kan worden dat er stille mensen zijn,
is er steeds een beoordeling, een toepassing van maatstaven op het
andere dan het 'Ik'.
Allemaal goed en wel, maar wat heeft
dit met de titel van dit essay te maken? De titel van dit essay is
verbonden met de onmogelijkheid van dit project. De mens kan zich
niet volledig veruitwendigen, waardoor er een fundamentele
eenzaamheid ontstaat. Voor ik verder ga wil ik even mijn concept van
eenzaamheid definiëren en ineens onderscheiden van alleen zijn. Ik
ben op dit moment in de Agora van de UA. Voor mij zitten 10 mensen en
rechts voor 4. Dat zijn 14 mensen die ik direct kan aanspreken. I ben
niet alleen en niet eenzaam. Ik ben aan geen van deze mensen buiten
op een biologisch en breed-ethisch niveau verbonden. We zijn allen
mensen (homo sapiens sapiens) en zo zijnde verantwoordelijk voor
elkaar. Hoewel dit heel sterke banden zijn, voel ik geen emoties voor
hen buiten een antropofiele sympathie en de gevoelens en vooroordelen
die voortkomen uit oppervlakkige observatie. Ik ben niet alleen omdat
ik anderen om me heen waarneem. Ik ben mij bewust van de aanwezigheid
van anderen. Zolang ik hier van bewust ben, ben ik niet alleen. Wat
wel kan veranderen (en makkelijk kan veranderen bij iemand met een
onstabiel gemoed als het mijne) is of ik eenzaam ben of niet.
Eenzaamheid is de onbevredigde drang tot (de vorming van) interactie
en (diepere) relaties. Eenzaamheid is niet zich alleen, maar zich
apart voelen, apart van anderen en in ergere gevallen van de wereld.
Eenzaamheid kan voortkomen uit een gevoel van superioriteit,
equaliteit en inferioriteit. Descartes' gedachte van de twijfel of de
mensen geen automaten zijn is niet veraf wanneer we een
equaliteitseenzaamheid voelen. Het valt me op dat equaliteit hier
misschien wat extra uitleg nodig heeft. Equaliteit of gelijkheid
krijgt hier niet zijn morele of politieke invulling, die dat ik die
vormen van equaliteit niet belangrijk acht. Equaliteit krijgt hier
een mogelijheidsinvulling, het zien van anderen als met dezelfde
basale vaardigheden. Een eenzaamheid gegrond in equaliteit, betekent
dan een eenzaamheid gefundeerd in de gedachte dat het contact en de
relatie met een ander onmogelijk is vanwege de gebrekkige
vaardigheden van e mens. Om het iet of wat schematischer voor te
stellen:
Superioriteit: De ander verstaat mij
niet, ondanks mijn vaardigheden.
Inferioriteit: De ander verstaat mij
niet, omdat ik mij niet kan uiten.
Equaliteit: De ander verstaat mij niet,
omdat de mens als soort niet over de juiste vaardigheden
bezit, waardoor ook ik hém niet kan verstaan.
De eenzaamheid uit equaliteit staat het
dichtste bij de fundamentele eenzaamheid. De fundamentele eenzaamheid
kan beschreven worden als equivalentie-eenzaamheid ten top gedreven.
De fundamentele eenzaamheid is een onbevredigde drang om zijn diepste
'Ik' te uiten (en nu begin ik als een zelfhulpboek te klinken). Er is
een onuitspreekbare singulariteit die verweven is met de
persoonlijkheid van ons handelen, denken en voelen, de Jemeinigkeit
zoals Heidegger zou zeggen. Maar waar Heidegger abstraheerde,
plaatste Sartre hem weer terug.
De fundamentele eenzaamheid is het
besef dat het onmogelijk is om zichzelf helemaal bloot te leggen en
zo compleet in het leven van anderen op te gaan. De fundamentele
eenzaamheid is het besef dat het onmogelijk is om zichzelf helemaal
bloot te leggen en zo compleet in het leven van een ander op te gaan.
Ik spreek niet enkel over de sociale gedragsregels, maar ook over de
onmogelijkheid om een standpunt in de ander te bewerkstelligen die
hetzelfde is als het eigen standpunt. Het 'Ik' en de 'Ander' hebben
een onbeïnvloedbare kern die verbonden is met het persoonlijk leven
en de aangeboren en aangeleerde disposities. Het is die zuiver-eigen
kern die het onmogelijk maakt om de 'Ander' het eigen standpunt aan
te laten nemen en zo de fundamentele eenzaamheid tot stand brengt.
Wanneer worden we ons bewust van deze
fundamentele eenzaamheid in het dagelijkse leven (in onderscheid met
een situatie als de deze)? De fundamentele eenzaamheid toont zich in
discussies die geen einde lijken te hebben omdat er steeds naast
elkanders standpunt wordt gediscussieerd. In de peripetieën van het
emotionele leven (geboorte, dood, liefde en haat) en in afstandname
van het eigen leven. In afstandname van het persoonlijke leven wordt
de verhouding Ik- Ander – wereld des te duidelijker en is er ruimte
voor de fundamentele eenzaamheid die we uit didactische overwegingen
de ruimtes tussen de delen van de verhouding noemen, in tegenstelling
tot 'ikanderwereld'.
Wil ik hier een bewustzijn van de
fundamentele eenzaamheid afdwingen of verkondigen? Er is geen dwazere
hoogmoed dan de mens, niet in staat zijn ziel en huishouden op orde
te houden, die de anders leven wil bepalen. De mens kan zich niet
steeds van de fundamentele eenzaamheid van zijn bestaan bewust zijn.
Dat zou hem tot depressie of zelfs erger nog, tot waanzin drijven. In
het gewone gesprek, het gewone dagelijkse leven voelt de mens de
fundamentele eenzaamheid niet en onbewogen beweger zij dank. Het is
slechts in het breekpunt van de sociale passies (liefde & haat)
dat de fundamentele eenzaamheid voelbaar wordt, alsook bij momenten
van intense onzekerheid. Al de andere momenten zijn een zachte,
gezellige verdoving die het mogelijk maakt voor de mens om te
functioneren. Blaise Pascal had gelijk wanneer hij schreef dat de
mens eenzaam is tussen het zwijgende oneindige kleine en het
geruisloze oneindig grote, maar hij vergat dat wat er tussen ligt kan
spreken en dit ook zonder laten doet.
donderdag 2 februari 2012
PalinDroom
De Natuur,
Schepper van
Liefde, leed en wijsheid
Huist verscholen in en achter
De materie van het fenomena en het noumena
MAAR
Wie de waarheid slechts in wetenschap zoekt,
Een concept van het verbasterde kind
Wordt langzaam neergelaten in
Een wereld boven en binnen
Gecreëerd door
Het Ik
Schepper van
Liefde, leed en wijsheid
Huist verscholen in en achter
De materie van het fenomena en het noumena
MAAR
Wie de waarheid slechts in wetenschap zoekt,
Een concept van het verbasterde kind
Wordt langzaam neergelaten in
Een wereld boven en binnen
Gecreëerd door
Het Ik
maandag 19 december 2011
Picadilly Notebook Entry #17
07/12/2011 Kerstexamenblues
Eééén
het is december! De laatste collegeweken zijn vertrokken en
binnenkort is het kerst en Nieuwjaar. Sinterklaas is al geweest en
misschien komt het doordat het jaarthema voor de jeugdbewegingen van
dit jaar (Armoede is een onrecht, maak er spel van!) invloed op me
heeft, maar ik ben blij dat het niet zoveel is geweest, hoewel er ook
nog de cinema en de Quick/McDonald-maaltijd op de kosten van ons
moeder en de Jos, wat ook geen goedkope dingen meer zijn.
Met
elke dag dat de blokperiode dichterbij komt, stijgt de stress. Ik heb
ook niet meer mijn nonchalance die ik had doorheen het middelbaar en
het lager onderwijs. Elke examenperiode lijkt nu gepaard te gaan met
een existentiële crisis aangaande mijn studiekeuze en mijn
potentieel binnen het domein van de filosofie. Zal ik de metafysica
redden van Nietzsche en Kant?
Zal
ik een literair filosoof worden, de Voltaire van de Lage Landen, de
Michel de Wilrijk of de Kundera van België dat tegen dan hopelijk
nog bestaat? Of zal ik de in de filosofische vergetelheid raken tot
de volgende grote geest, misschien opgesloten in de bibliotheek voor
het weekend omdat het personeel hem vergeten was, het stof eens van
mijn boek blaast en inspiratie vindt of op de oplossing tot een
probleem tuimelt en zo zijn meesterwerk kan voltooien en mij de
twijfelachtige eer van een voetnoot schenkt? Word ik een
voetnootfilosoof, het zwarte schaap of de nieuwe Messias van
Post-post-moderne Tijd?
Maar
nu vertrek ik vanuit de vooronderstelling dat door mijn Bachelor en
Master Wijsbegeerte raak, maar het is maar al te denkbaar dat ik
daarvoor al breek. Wat ik dan ga doen, daar heb ik geen enkel idee
over. Misschien toch maar eens serieus aan een artistieke carrière
beginnen werken. Proberen gepubliceerd te worden of een
toneelgezelschap ineen te steken. Maar ja, als er nu een onzekere
beroepswereld is,...
Naar
de politiek dan maar! Daar kan eender welke oelewapper in doorstoten
precies. En al dat werk dan? Daar heb ik dan assistenten voor. Het
enige dat ik moet doen is mijn zegje doen, mijn stem laten horen en
charismatisch zijn. Check, check en check!
Plan
C staat dus vast. Ik hoop voor ons allen dat A of B slagen en dat ik
nooit de politieke arena (of crèche, al naargelang uw cynisme)
betreed.
zaterdag 10 december 2011
Picadilly Notebook Entry #16
27-10-2011 Het universeel
paradigma
Wat
ziet de mens toch graag de verschillen. Hij staat zich blind op
kledij, kunst, geloof en gewoonte, terwijl het net die dingen zijn
die ons een maken die de grootste bron van vreugde en lijden zijn.
Onze passies verbinden ons tot een soort, een jaloerse soort die
liefheeft, vrijt, kust, knuffelt, haat, doodt, slaat, schopt, vreest,
huilt, vertrouwt, wantrouwt, hoopt, wanhoopt, beschuldigt en
vergeeft. De mens vergeet vaak deze menselijke grond omdat hij zelf
teveel onder invloed staat ervan.
Goed,
na dit begin dat mijn overstap naar het eigenlijke onderwerp van dit
essay erg bemoeilijkt: tijd! Tijd, dat wat we bezitten door het te
verspillen. Tijd is het universele paradigma, dat axioma, die
categorie die ons een besef van vervloeiing geeft, vervloeiing in
iets nieuws of in de herneming van het begin of in het ergste geval:
vervloeiing in het niets.
Wij
zijn psychologisch compleet afhankelijk van het idee “Tijd” en de
beleving ervan. De mens verliest zijn grip op de realiteit als hij
zijn grip op de tijd kwijtraakt, maar toch hebben we geen directe
ervaring van tijd. (En hier staat of valt heel dit stukje. De komende
argumentatie zal een logisch en interessant standpunt moeten tonen.)
Ik zeg dat we geen ervaring van de tijd als een onafhankelijke
instantie. We ervaren geen seconden of jaren. We ervaren enkel de
verandering in de fysieke wereld of het verloop van onze gedachten.
Het zijn die ervaringen die we dan afbakenen aan de hand van
tijdeenheden, maar een seconde ervaren zonder minstens een van de
twee anderen gebeurt niet en ik derf zelfs zeggen is onmogelijk.
Daarom dat de tijd kan vliegen of kruipen, omdat er geen zekere,
onafhankelijke perceptie van de 4de dimensie is (kwestie van eens
andere bewoordingen te gebruiken). Het voorbeeld bij uitstek 'in de
goede oude tijd' voor het verleden, 'dezer dagen' voor het heden en
'een nieuwe tijd breekt aan' voor toekomst (samengaan met het heden).
Hier komen ook ineens de 3 tijdscompartimenten aan bod. Onze
verhouding tot drie is misschien even bepalend als ons tijdsbesef
zelf. De doelen die we horen na te streven en de normen die we moeten
volgen worden sterk bepaald door welk tijdscompartiment centraal
staat in een (sub-)cultuur. Doordat er een grote tijdspanne was
waarin ik deze entry, dit essay, uit het oog verloren had, is mijn
enthousiasme om het grotere doel er van uit te werken weggeëbd.
Indien er toch vraag naar is, laat het dan maar weten. Waar ik mee
eindig is: misschien moeten we eens gaan hercentraliseren.
Abonneren op:
Posts (Atom)